'IN EEN KOELE KROEG DRINKEN WE EEN GLAS WIJN'
o Indisch dagboek
naam: Bert Paasman
geboren: 1939, Hoogeveen
beroep: (vanaf september
gepensioneerd) bijzonder
hoogleraar in de Koloniale en
Postkoloniale literatuur- en
cultuurgeschiedenis verbon
den aan de Universiteit van
Amsterdam.
Maandag, 2 augustus
Vroeg op om de auto te wassen, hij moet voor de jaarlijkse keuring naar
de garage - mensen wassen zich toch ook voor ze naar de dokter gaan?
Ik heb spierpijn, want gisteren ben ik per fiets van Putten naar Epe (v.v.)
gereden om mijn broer Jan op te zoeken: vierenzestig kilometer. Ik moet
meer oefenen, want ik heb nogal naïef met een vriend afgesproken
volgend jaar naar Santiago di Compostella te fietsen. Als ik maar niet van
die clowneske kleding hoef te dragen. Zoals iedere werkdag reis ik per
trein (2e klas, daar zitten de leukste mensen) naar Amsterdam. Onderweg
kijk ik scriptiehoofdstukken na. Op het Instituut voor Neerlandistiek komt
eerst Arieke langs, praten over haar scriptie over Het teken vanJona door
Antilliaanse auteur Boeli van Leeuwen, een van de lezenswaardigste boe
ken die ik ken.'s Middags vindt de redactievergadering van het tijdschrift
Indische Letteren plaats, enkele redacteuren zijn wegens ziekte of vakantie
afwezig, maar Peter, Marian, Vilan en ik moeten knopen doorhakken, want
het programma van het Bronbeek-symposium op 14 november moet
nu vastgesteld worden. Het belooft spannend te worden. Aansluitend
komt Anne langs, een bijzonder muzikale studente, die meestal met een
levensgrote cello m'n kamer komt binnenvallen; ze wil brainstormen over
een scriptieonderwerp. Het is heet, in een koele kroeg drinken we er een
glas witte wijn bij.
Dinsdag, 3 augustus
Er is een mail van Esther van Het Indisch Huis waarin ze me uitnodigt bij
mijn afscheid als bijzonder hoogleraar met haar en enkele leden van be
stuur en directie te gaan eten. Ik neem de uitnodiging aan, zodat onze sa
menwerking die door omstandigheden niet altijd naar mijn wens verliep,
harmonieus afgerond kan worden. Esther zegt toe aan het symposium
'Vrouwen over Indië' mee te werken: ze zal over de vrouwelijke kamplitera
tuur spreken.
Vandaag neem ik een dagje vrij. Cosia, een Poolse neerlandica die hier met
een beurs Surinamistiek studeert, komt met haar ouders op bezoek.Toen
ik gastdocent was in Wroclaw hebben zij mij een openluchtmuseum laten
zien, ik ga vandaag met hen naar Giethoorn en Dwarsgracht. Mails gezon
den aan mijn vrouw Hanny die haar 85-jarige moeder in Australië bezoekt
en aan mijn oudste zoon Berend die vakantie houdt in Brazilië.
Woendag, 4 augustus
Thamar komt de een-na-laatste versie van haar scriptie over Migratielite
ratuur bespreken. Daarna komt Christy de definitieve versie van haar scrip
tie over een riskante VOC-reis naar Japan inleveren. Ik ben blij voor haar
dat het zover is: ze heeft een diepe depressie gehad. Denise werkt aan een
groot bibliografisch project over de koloniale en postkoloniale literatuur
en geschiedenis. Ze neemt nog snel de studies uit mijn boekenkasten door,
want over een dag of tien moet ik de kamer verlaten. Zo zijn de wetten
van de universitaire jungle, iemand die gepensioneerd wordt verliest bijna
alle (voor)rechten.
Donderdag, 5 augustus
Achter de tekstverwerker begin ik eindelijk aan mijn afscheidscollege. Ik
heb dat afscheid zo lang mogelijk uit m'n hoofd gezet, maar de tijd begint
te dringen. Een titel heb ik al,'De Muze buitengaats', nu nog een interes
sante tekst erbij schrijven. Na één kantje belt Marina van het Secretariaat:
of ik nog naar het Instituut kom, want dan kan ik de drukproeven van de
uitnodigingen voor mijn afscheid bekijken. Ik ga, want voor slordigheden
zou ik me generen, en in de trein (als die rijdt) kan ik altijd wel wat lezen of
corrigeren.
Omdat er een uitnodiging is van Sheila, redactrice van Moesson, om voor
het septembernummer de rubriek'Indisch Dagboek'te verzorgen, begin ik
(geboren in Drenthe, woonachtig op de Veluween werkzaam in Amster
dam-hoezo Indisch?)'s avonds wat aantekeningen uit te typen, wie kan
Sheila iets weigeren? Eerlijk gezegd zat er in Epe bij mij in de klas een mooi
Indisch meisje dat Sheila heette en op wie ik wel een beetje verliefd was.
Helaas leeft ze niet meer. Nog steeds heb ik alle Indische Sheila's hoog.
Vrijdag, 6 augustus
Het wordt weer bloedheet en ik zorg dat ik vroeg aan de tekstverwerker
zit. Onder het rieten dak blijft het redelijk koel. De post brengt een exo
tische kaart van Romkje, een studente die een jaar in Suriname verbleef
en bij De ware tijd heeft gewerkt, de enige krant met een voortreffelijke
wekelijkse literaire bijlage. Ik schrijf Carel een bedankbriefje omdat hij
(met zijn biografe Liesbeth) gastdocent was in mijn werkgroep, tot groot
enthousiasme van de studenten. We bespraken daar zijn boeiende roman
Bandoeng-Bandung.
september 2004 39