Henk Rath is een doorbijter:
Henk Rath is bij de Indische gemeenschap in Tilburg een begrip. Sinds zijn komst daar in
1955 heeft hij zich met hart en ziel ingezet voor zijn lotgenoten. Deze maand is het 45 jaar
geleden dat Rath de Indische vereniging De Trippelaars oprichtte.
DOOR MARJOLEIN VAN ASDONCK O FOTOGRAFIE ARMANDO ELLO
'Ik kén mijn mensen'
'Bende gij de man van Tilly?' Dat was wat de buurvrouw zei toen
Henk Rath (Piroe, 1917) op 7 december 1955 's nachts op de deur van
Leliestraat 31 in Tilburg aanklopte. Rath had in Indonesië net twee jaar
onschuldig vastgezeten op verdenking van spionage in het showproces
rondom de heren Schmidt en Jungschlager. Zijn vrouw en drie kinderen
vluchtten en kwamen terecht in de Leliestraat.
Vastberaden
Voor diezelfde deur sta ik nu. Henk Rath doet open met een glim
lach en neemt mij gelijk voor zich in. In zijn huiskamer liggen stapels
Indische boeken en veel fotoalbums, voornamelijk van zijn reizen naar
Indonesië. In het keukentje staat een pan rijst. Henk Rath woont alleen
sinds zijn vrouw in 1995 overleed. Op een tafeltje staat een foto van
haar met om het lijstje een rozenkrans gewikkeld. Op de boekenkast
prijkt het vaandel van De Trippelaars; de Indische reis- en saamhorig
heidsvereniging die hij deze maand precies 45 jaar geleden oprichtte.
Menslievendheid loopt als een rode draad door zijn leven. Waarom?
Tk hou gewoon van mensen.' Rath vertelt met een melodieuze, zachte
stem. Veel mensen zullen zich door zijn vriendelijke uiterlijk vergissen
in zijn vastberaden karakter.
Henk Rath krijgt van jongs af aan de overtuiging mee verantwoordelijk
te zijn voor zijn medemens; van zijn vader - een rasechte Rotterdam
mer die actief bestuurslid was van het Indo Europees Verbond - en
van zijn moeder Marie Hoed, een zeer gelovige Belanda hitamse. De
ommekeer in zijn leven komt als hij zestien jaar is. In kampong Seketip,
vlakbij hun woonplaats Poerworedjo, woont een Hollandse spandrie
samen met zijn Javaanse vrouw. Hun dochtertje van vijfjaar is ernstig
ziek en Marie Hoed dringt er bij de ouders op aan een dokter te laten
komen. Dat gebeurt niet, het meisje krijgt alleen djamoes. De zestien
jarige Rath raadpleegt ten slotte een Javaanse verpleger en eindelijk
wordt een dokter erbij gehaald. Dan pas blijkt dat het meisje tyfus
heeft, in een vergevorderd stadium. Ze sterft na een paar weken. Om
dat het meisje nooit door haar vader is erkend, krijgt ze een naamloos
graf. Henk Rath is er kapot van en zijn moeder ook, dat zoiets zomaar
kan gebeuren.
Goenizakken
Na zijn militietijd komt Rath terecht op de vezelonderneming Ro-
sella bij Poendoeng,Zuid-Djokjakarta.Tijdens de oorlog is Henk Rath
sergeant landwacht. Hij is vier maanden krijgsgevangene en wordt
dan weer door de Japanners aangesteld op de onderneming. In 1944
trouwt hij met Mathilde Düren - waarmee haar tevens een lot als
troostmeisje bespaard wordt. De koelies die op de onderneming
werken, zijn verschrikkelijk arm. 's Avonds gaat Rath de kampong in
om hen te ondersteunen met kleding (er zijn alleen goenizakken),
voedsel en geneeskrachtige kruiden. Na de capitulatie van Japan komt
de bersiap en Rath wordt geïnterneerd in kamp Kretek. Ook zijn vrouw,
onbeschermd achtergebleven op de onderneming, heeft het zwaar. Ze
is herhaaldelijk slachtoffer van pesterijen, mishandeling en dwangar
beid door extremisten. Gelukkig worden Henk en Mathilde herenigd,
maar enkele weken daarna verliezen zij hun zoontje van anderhalf.
Na alle doorstane ellende is het voor Mathilde een bijna ondraaglijk
moesson