Een Indo-Afrikaanse nazate in Poerworedjo
Vanaf maandag 8 november ligt Griselda Molemans' Dochters van de Archipel
in de boekwinkel. Als voorproefje een fragment over het leven van Evelien
Cordus-Klink voor de oorlog in Poerworedjo.
DOOR GRISELDA MOLEMANS O FOTOGRAFIE WILLY JOLLY
Evelien Cordus-Klink
Op 6 maart 1930 komt in Malang Evelien Klink ter wereld als dochter van
de Indo-Europese Maria van Bellen en de Indo-Afrikaanse militair David
Klink. Eveliens overgrootvader was ooit als vrijgemaakte Afrikaanse
slaaf vanuit Ghana naar Java verscheept om in het leger te dienen. De
geschiedenis van deze zogeheten blanda hitam ('zwarte Hollanders')
is opmerkelijk en wrang tegelijk: vanaf 1830 had het pas opgerichte
Nederlands-Indisch Leger grote behoefte aan vrijwilligers om binnen
landse onlusten op Java, Bali en de omringende eilanden te bestrijden.
Omdat het steeds moeilijker werd om rekruten uit Europa te halen werd
er niet alleen in Indië zelf; maar ook aan de Ghanese Goudkust, een oude
Nederlandse kolonie, geronseld. Op basis van een overeenkomst met
de Ashanti-koning Kwaku Dua kwamen er vanaf 1837 zo'n drieduizend
slaven terecht in de Afrikaanse werfdepots Saint George d'Elmina en
Kumasi, de hoofdstad van het Ashanti-rijk. Omdat slavenhandel inmid
dels verboden was en de Nederlanders deze'transacties'geheim wilden
houden voorde buitenwereld, werden deze Afrikanen als vrijwilligers
ingeschreven.
De Afrikaanse naam van de'vrijgekochte' rekruten werd in een wil
lekeurige Nederlandse naam veranderd, ze kregen een legeruniform
en schoenen uitgereikt en werden vervolgens naar Java verscheept. De
lokale Javaanse bevolking noemde deze groep Afrikaanse militairen
blanda hitam.'Vrijgekocht'is een geflatteerde term: de Nederlanders
hielden een percentage in op de soldij zodat de Afrikanen hun vrijheid in
feite zelf afkochten van het leger.
Eveliens vroegste herinneringen zijn die aan haar kleutertijd in de
'Afrikaanse Wijk'in de garnizoensstad Poerworedjo. Na zijn pensionering
in 1933 verhuisde het gezin naar het houten huis dat Eveliens overgroot
vader had laten bouwen op een kavel die hij door het gouvernement
had toegewezen gekregen. Eveliens vader verbouwde het tot een stenen
huis.'In het "Afrikaanse Kamp" in Poerworedjo woonden allemaal Indo-
Afrikaanse militairen, oud-KNIL'ers en hun nakomelingen', vertelt ze.
'De inheemse bevolking noemde de wijk denigrerend goedang arang
(letterlijk "houtskool opslagplaats"), maar er stonden wel prachtige,
ruime huizen met grote tuinen en om het kamp heen lagen sawahs. Een
wijkmeester hield er toezicht.'
Rondom het grote huis ligt de riante tuin met fruitbomen als ramboe-
tan, djeroek bali en djamboe air en blimbing. Evelien speelt veel met
leeftijdgenootjes in de aangrenzende tuinen.
Thuis wordt ze opgevoed als een kleine KNIL'er: David Klink gelooft heilig
in tucht en discipline en houdt zijn dochter kort.'Mijn vader was een
man van weinig woorden. Hij leerde mijn moeder kennen in Malang en
na het huwelijk werd hij overgeplaatst naar Bali, waar mijn oudere broer
Joop is geboren. Mijn vader vertelde weinig over zijn militaire loopbaan.
Kinderen werden in die tijd sowieso niet bij gesprekken betrokken. Ik
weet dat hij nooit in een oorlog is ingezet, maar wel in gebieden op
patrouille werd gestuurd waar de inheemse bevolking in opstand kwam,
zoals op Borneo en op Bali. De militairen in het kamp vertelden elkaar
hun belevenissen en ervaringen, maar die waren niet voor kinderoren
bestemd. Als je als kind in een kamer zat waar volwassenen op bezoek
kwamen, werd er alleen maar naar je gekeken. Het was duidelijk datje
aanwezigheid niet op prijs werd gesteld.'
Aan tafel vinden de maaltijden in stilte plaats.
'Mijn vader vroeg nooit hoe mijn broers Joop en Eddie en ik het op school
deden. Ik vond het wel makkelijk dat hij niet informeerde naar onze
schoolprestaties. Mijn moeder vroeg ons wel van alles en hielp mijn
jongere broer Eddie altijd bij zijn huiswerk, omdat hij niet zo goed kon
leren. Ze zat dan naast Eddie aan tafel met een mes in haar hand om
moesson