Zwarte Hollander Wendingen in het Erasmushuis Frans Leidelmeijer heeft in het Erasmushuis in Jakarta een prachtige tentoonstelling ingericht rond het baanbrekende magazine Wendingen. Dit blad verscheen tussen 1918 en 1932 en behandelde gevarieerde onder werpen op kunstgebied, zoals architectuur, beeldende kunst, theater en dans. De ten toonstelling laat de invloeden van de Indo nesische architectuur en kunstnijverheid op de Nederlandse stijl in die periode zien. Bij de opening van de tentoonstelling op 5 oktober jl. waren niet alleen de Nederlandse ambas sadeur en het hoofd Pers en Cultuur van de ambassade aanwezig, maar ook vele geïnte resseerden uit de kunstwereld in Jakarta en omgeving. Het publiek bestond uit jong en oud, Indonesische en westerse gasten. Ook ik was één van de geïnteresseerden die Frans welgemeende complimenten maakte over de manier waarop hij deze tentoonstelling heeft samengesteld. (Arnaud Kokosky Deforchaux) Tentoonstelling Wendingen 5 oktober-5 november (evt. verlenging) voor verdere inlichtingen zie www.erasmus- huis.or.id Vanaf volgende maand vervolgt Frans Leidel meijer weer zijn rubriek 'Uit de kunst'. Frans Leidelmeijer en Arnaud Kokosky Defor chaux net voor de opening van Wendingen. Als kind van een Hollandse vader en een In donesische moeder wist ik vroeger niet beter dan dat mijn bruine teint alles te maken had met de Indonesische afkomst van mijn moe der. Maar er klopte iets niet. Uit Indonesië kwamen kleine mannen en frêle vrouwen met een lichtbruine huid, plat neusje, volle lippen en steil zwart haar al dan niet in knot. En ze aten sambal boontjes, rendang en witte rijst met vork en lepel. Althans, bij mijn opa en oma ging dat zo. Maar hoe kwam het dan dat mijn opa en een groot gedeelte van mijn ooms en tantes kroeshaar hadden, hun neuzen niet alleen plat, maar ook een beetje breed waren? En op verjaardagen oudtantes rondliepen die zwart waren terwijl ze wel een knotje in hun haar hadden en een sarong droegen. Eigenlijk was het meer een gegeven dan een vraag. Maar naarmate ik ouder werd, werd mij ook steeds meer gevraagd 'waar ik vandaan kwam.' Het standaardantwoord, 'mijn moeder komt uit Indonesië'voldeed vaak niet.'Ik dacht datje een Surinaamse afkomst had! Sandrijn, dat komt vast van vliegveld Zanderije, toch? Maar hoe kom je dan aan die krullen?' Ik begreep het ook niet, maar het was gewoon zo. Mijn moeder kwam uit Indonesië, mijn vader uit Holland, punt uit. En toen was daar opeens een dag, zo'n zes jaar geleden, dat mijn moeder me vertelde dat haar ouders, mijn opa en oma, afstam melingen waren van Ghanese slaven die door de Nederlanders in Indonesië voor het KNIL waren gerekruteerd. Na hun contractperiode als soldaat stichtten velen van hen in Java gezinnen met Indonesische vrouwen. In In donesië werden zij Belanda Hitam genoemd, Zwarte Hollanders. Alles viel op z'n plaats. De stamvaders van mijn familie kwamen uit Ghana. Maar gek genoeg zwegen hun kin deren over hun ware afkomst, waardoor de geschiedenis van de Belanda Hitam bijna in vergetelheid was geraakt, ware het niet dat mijn opa na zijn pensioen bij toeval ontdekte waar zijn 'roots' lagen. Wat een bizarre situatie. Hoe moet het zijn om wel te voelen maar niet te weten? De ver wondering die ik als klein meisje voelde op al die verjaardagen tussen tantes en oudtantes moet voor mijn opa en oma nog vele malen groter zijn geweest. Hoe moet het zijn om als Afrikaanse nazaat in Indonesië te wonen, te eten, naar school te gaan en de Nederlandse taal te spreken. Hoe moet het zijn je Afri kaanse achternaam niet te kennen, omdat je van de Nederlandse regering een nieuwe, makkelijker uit te spreken, naam hebt gekre gen. Hoe moet het voelen om terug te reizen naar Indonesië en in je geboortewijk het bordje Jalan Afrikan te zien hangen. En hoe gek moet het zijn om naar Afrika te reizen en op audiëntie te mogen bij de koning van de verwante Ashanti-stam in Ghana. Zo moet een Indo-Afrikaan zich dus voelen. De combinatie van deze vragen, de wonderlij ke geschiedenis die eraan voorafging, en het feit dat mijn familie zo duidelijk de sporen ervan in hun gezichten meedraagt, werd de aanleiding voor het maken van een docu mentaire. Onlangs vroeg ik, ten behoeve van die documentaire, aan mijn ooms en tantes, oma en opa met welke cultuur ze zich nu het meest verbonden voelden. Het antwoord zat niet in wie of wat ze zich wél voelden, maar in wie of wat ze zich niet voelden; géén Indo, géén Afrikaan, géén Hollander.Tot mijn ver rassing concludeerden een aantal zelfs dat ze zich Belanda Hitam voelden. Het is bijzonder hoe deze term, nu een eeuw later, nog altijd tot de verbeelding spreekt, maar inmiddels van betekenis is veranderd. Werd het door de Indonesiërs nog enigszins meesmuilend gebruikt, nu is het een trotse verzamelnaam waarmee de Indo-Afrikaanse Nederlanders zich kunnen identificeren. Een belangrijk goed, want de interesse van de kleine groep Belanda Hitam nazaten in Nederland groeit en moet in stand worden gehouden. Al is het maar om nooit te verge ten, om te voelen én ook te weten. Sandrijn Dekkers is 33 jaar en werkt in het Filmmuseum in Amsterdam. Daarnaast is zij momenteel bezig met het maken van een documentaire over de Belanda Hitam. Meer informatie over de Belanda Hitam is te vinden op www.indo-afrikaans-kontakt.nl Sandrijn geeft de column door aan Rob Renoult, beel dend kunstenaar van Molukse afkomst. november 2004 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2004 | | pagina 7