DOOR T. AECKERLIN EN C. SCHOONENBERG O NEFFER KAMBEK Bandoeng, juli 1947. Fotograaf: C. Taillie, collectie KIT Tropenmu seum, Amsterdam, nr. 1002 9216. In Batavia voegde mijn vader zich bij ons. Nu gestoken in een groezeli ge korte broek en overhemd. We kwamen tijdelijk terecht bij een broer van mijn moeder in de wijk Meester Cornelis. Ze hadden een kleine ruimte ter beschikking gesteld waar we met ons zevenen in vertoef den. Ik voelde me opgelucht en weer senang in de nabijheid van mijn vader. Hij vertelde mij over de veranderingen in Batavia. Hoe complete wijken, zoals in de Tjideng- en Kramatbuurt waren omgevormd tot interneringskampen, omgeven door een omheining van gedek, van gevlochten bamboe en prikkeldraad. En het militaire terrein bij Senen deed dienst als krijgsgevangenkamp. Senen kende ik op mijn duimpje. Mijn vader diende bij het KNIL als ziekenbroeder en we hadden lange tijd gewoond in tangsi 'Militair Hospitaal'. In een tangsi leefden solda ten met hun gezinnen in zogenaamde chambrees. Woonblokken waar een aantal families in verbleven, gescheiden door groene gordijnen. Leven zonder privacy was mij dus niet vreemd. Wij vonden uiteindelijk een onderkomen in de Solitudelaan. In een immens grote, maar overbevolkte villa, waarvan wij één van de zestien kamers betrokken. Mijn pa ging er elke dag op uit om aan eten te komen. Hij moest bedelen bij families die mogelijk nog wat weg te geven hadden. Het moeilijke was dat wij niks meer bezaten. Geen huisraad of sieraden als ruilobject. Via een nichtje ging ik aan de slag bij de apotheek van het Centraal Burger Ziekenhuis, zodat ik mijn ouders kon ondersteunen. Ondanks mijn vijftienjarige leeftijd werd ik daar, met mijn geleende jurk, toch aangenomen. Ik bracht er onder andere ijswater rond bij een paar Japanners die er werkzaam waren. Eerst kloppen, de deur zachtjes openen, buigen, vervolgens de waterkannen rustig neerzetten en zonder om te draaien achteruitlopen. Dan weer een buiging en zonder veel lawaai te maken de deur weer sluiten. Op momenten dat ze af wezig waren doorzocht ik, met het hart in mijn keel, de laden van hun bureaus. Ik stal er stukjes chocola en zelfs een keer wat badzeep die ik verkocht aan een opkoper. Het einde van de oorlog voltrok zich in een stroomversnelling. Ik zat buiten, tijdens de magrib, op een stoeprand en vanuit de verte zie ik mijn vader hevig gebarend op me afkomen.'Tjepat, tjepat, snel, snel. Japan is echt kalah... ze hebben verloren', vertelt hij opgewonden. Hij had Britse militairen gezien en zijn sergeant-majoor ontmoet die hem had opgedragen naar Senen te komen. De volgende dag schrobde ik met carbol, samen met andere meisjes, de zalen van de Algemene Mid delbare School op Senen schoon. Ondertussen stroomden de ruimtes vol met honderden mensen uit de kampen en uit andere delen van Batavia die naar bescherming zochten. De één intens huilend, de ander volkomen verdwaasd. Ze strompelden binnen met hongeroedeem, verwondingen, met verhalen over vermiste of vermoorde familieleden. Buiten heerste namelijk een nieuw gevaar. Indonesische, nationalisti sche jongerengroepen die met vuurwapens en hun bamboe roentjings, met hun bamboesperen, de straten van Batavia onveilig maakten... Lies, Batavia oktober 1945 februari 2005 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 17