Halte Batavia-Jakarta column c door Zeffry Alkatiri Midden-Java, gingen de bewoners de straat op om te demonstreren tegen de corrupte praktijken van een districtshoofd. Zijn positie kwam hierdoor zo onder druk te staan dat hij gedwongen was af te treden. Voor de gewone man in een rijke provincie betekent decentralisatie vaak grotere mate riële voordelen dan voorheen. Zo heeft het bestuur van Kutai Kartanegara in Oost-Kali- mantan, waar olie en gas wordt gewonnen, het schoolgeld afgeschaft voor iedereen en geld aan elk dorp gegeven om de infrastruc tuur te verbeteren. Plaatselijke regels kunnen worden aangepast aan heersende lokale voorkeuren. In Aceh, waar de lokale autonomie verder gaat dan elders, mag het islamitische recht syariah worden toegepast, zij het in beperkte mate (steniging bij overspel en handen afhakken bij diefstal blijven verboden). Op sommige plaatsen - West-Sumatra, Zuid-Sulawesi, enkele districten in West-Java - zijn vrouwe lijke ambtenaren verplicht een hoofddoek te dragen op kantoor. Juist dit laatste voorbeeld geeft aardig aan hoe het staat met de hui dige decentralisatie in Indonesië. Meer lokaal bestuur betekent inderdaad meer lokale bijzonderheden maar tegelijkertijd ontstaat er gauw verwarring wanneer lokale wetten en regelingen in strijd zijn met nationale be palingen. Het dragen van de hoofddoek valt onder godsdienstige zaken die - samen met defensie en buitenlandse betrekkingen - ei genlijk uitgezonderd waren van de overheve ling van bevoegdheden aan lokale overheden. Thomas Lindblad (1949) is als universitair hoofddocent geschiedenis van Zuidoost-Azië verbonden aan de Universiteit Leiden. Mo menteel werkt hij samen met H.W. Dick, V.J.H. Houben en Thee Kian Wie aan een boek over de moderne economische geschiedenis van Indonesië. Er is hier een uitdrukking dat wanneer de Nederlanders komen, alles geregeld wordt. Batavia had vroeger dringend een effectief, efficiënt, snel en goedkoop transportsysteem nodig. Toen kwam de Nederlander Martinus Petrus naar Batavia; hij wilde Batavia van een openbaar vervoersnetwerk voorzien. En zo geschiedde. In 1869 werd de paardentram geïntroduceerd. Deze tram werd getrokken door vier paarden en ging van Kota helemaal naar Weltevreden (Kota Baru). Zo'n tram kon 38 passagiers meenemen. Naast de tram deden de delman, sado en dokar dienst als taxi. Ze werden getrokken door één of twee paarden. Daarna deed de Embro zijn intrede; een overdekte paardentram van de Eerste Bataviaasche Rijtuigonderneming. In 1881 kwam de stoomtram. Hij had bijna dezelfde route als de paardentram, maar ging vanaf de Harmonie een andere route. Vervolgens reed de tram richting Senen, via Kramat naar Jatinegara (Meester Cornelis). De stoomtram werd op zijn beurt weer achter haald door de elektrische tram die in 1897 in gebruik werd genomen. In de jaren dertig verbond de Batavia Verkeer Maatschappij (BVM) het netwerk van de elektrische tram met dat van de stoomtram. Dit bedrijf had ook het busverkeer onder haar hoede. In 1957 werd het bedrijf overgenomen door de Indonesische regering en veranderde de naam in Perusahaan Pengangkutan Djakarta (PPD). De trams waren, naar de nieuwe eigenaren zeiden, verliesgevend en werden vervangen door bussen. Tijdens Soekarno's Orde Lama, kreeg de PPD hulp van bussen uit Joegoslavië van het merk Robur. En tijdens Soeharto's Orde Baru werd de armada van de PPD aangevuld met Dodges uit de Verenigde Staten. Jakarta werd een wirwar van bussen die alle kanten opreden. Het Jakartaanse transportsysteem bestond verder uit bemo's, driewielige Japanse Dai- hatsu-busjes waarvan er op sommige plekken nog een paar rijden. Daar kwamen later nog de Helicaks bij, een driewielige motorfiets aan gedreven door een Italiaanse Lambretta-mo- tor. In de omgeving van de oude stad, laat een deel van de mensen zich nog steeds vervoeren door een Mobet, een motor met een zijspan. De PPD is nooit in staat geweest het openbaar vervoer op een degelijke manier te organise ren. Het bedrijf kampte met veel kapotte voer tuigen die vervangen werden door bussen van onbekende merken. Nadat de laatste Dodge- bussen uit de remise waren verdwenen, sloot de PPD een contract met Mercedes. In de jaren tachtig deden dubbeldekkers van het merk Leyland dienst in Jakarta. Deze bussen, een imitatie van de Londense dubbeldekkers, verdwenen net zo snel uit het straatbeeld als ze gekomen waren. Het massatransport in Ja karta wordt veelal verzorgd door grote bussen. Kleinschaliger verkeer voor de korte afstand is in handen van de Oplet en Bajaj. De Oplet van het merk Morris stonden in de jaren vijftig en zestig bekend als het vervoersmiddel van de kantoorklerken. In de jaren tachtig maakte deze fossiele vervoersvorm plaats voor de Angkots van Japanse makelij. De Bajaj (aange dreven door een Vespa-motor uit India) rijden nog steeds in groten getale door de stad en spugen dagelijks hun gore uitlaatgassen uit. Het openbaar vervoer in Jakarta is tot op de dag van vandaag een chaotische puinhoop. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de taxi-armada die zijn passagiers en de me deweggebruikers het bloed onder de nagels vandaan haalt. Jakarta blijft alsmaar groeien zodat het openbaar vervoerssysteem nog steeds niet in staat is te voldoen aan de eisen van de passagiers. Sinds kort heeft Jakarta er een nieuwe vorm van busvervoer bij, genaamd TransJakarta. Deze bussen rijden over speciaal aangelegde busbanen door de stad en het zal waarschijn lijk niet lang meer duren voordat de lokale overheid een plan zal presenteren voor een monorail. Ondanks de vele vervoersmiddelen die Jakarta rijk is, blijft het openbaar vervoer proble matisch. Iedere ochtend en avond zitten de bussen, waar ze dan ook heen gaan, prop vol. Misschien kan de Jakartaanse regering zichzelf veel kopzorgen besparen dooreen prijsvraag uit te schrijven om het openbaar vervoer te verbeteren. Wie weet wint er dan wel een Nederlander en lost hij eindelijk het probleem op. maart 2005 37

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 37