was
Wies van Groningen:
Tien jaar was Wies van Groningen, toen ze haar vader voor het laatst zag.
Maar het duurde 65 jaar voordat ze afscheid van hem kon nemen. Over
haar zoektocht verscheen het fotoboek Mijn vader zat ook bij het KNIL.
I
MARJOLEIN VAN ASDONCK O ARMANDO ELLO
Wies van Groningen werd in 1929 geboren als dochter van Knil-militair
Barend Metaal en haar Molukse moeder Clara Hukom. Als moeders
kindje speelde haar vader bij haar altijd een ondergeschikte rol. Na zijn
dood in Japanse krijgsgevangenschap, leek hij voorgoed verdwenen uit
haar leven.
Op de golven van het feminisme in de jaren tachtig besloot ze zich in
de geschiedenis van haar moeder te verdiepen. Wies realiseerde zich
dat er amper informatie beschikbaar was over Molukse vrouwen. Ver
volgens probeerde ze die geschiedenis dan maar zelf vast te leggen.
Pas op haar zestigste begon Wies van Groningen met schrijven. Dat
resulteerde in Clara Hukom, verhalen uit Blangkedjeren en Is militair,
is militair... Centraal in de boeken staat het militaire leven dat Clara
Hukom moest leiden vanwege haar huwelijk met een Knil-militair
en het leven in het Atjehse Knil-kampement Blangkedjeren. Wies
veroordeelt in haar boeken de Indische koloniale samenleving en het
Knil waarin haar vader diende.
Wies: 'Het Knil is tot een begrip verworden. Voor de één betekent Knil
excessen. Knil betekent discriminatie, maar ook onderling gediscrimi
neerd wórden. Bij Molukkers bijvoorbeeld - ook bij de tweede en derde
generatie - betekent Knil niet netjes behandeld zijn. Mijn worsteling
met mijn vader was dat hij in het Knil zat, in een koloniaal leger. In die
jaren tachtig dacht ik: Mijn vader is fout.'
In je boeken speelt je vader nauwelijks een rol. Waarom heb je je zo
lang niet met hem bezig gehouden?
'Ik was altijd al het kind van mijn moeder. Ik had niet zo'n band met
mijn vader, ook al wilde ik wel een goede indruk op hem maken.
Wij bleven in 1939 na ons verlof in Holland. Mijn vader hoefde nog
maar één jaar te dienen en wij zouden hier op hem wachten. Mijn
ouders hoopten dat Nederland neutraal zou blijven in een eventuele
oorlog en dachten dat het voor de kinderen het veiligst zou zijn in Ne
derland. Het was een goede keus van mijn moeder, anders waren we in
Indië buitenkampers geweest, met alle gevolgen van dien. In 1942, op
de dag van mijn vaders sterven, had mijn moeder een droom.'
44 moesson