DOOf T. AECKERLIN EN C. SCHOONENBERG NEFFERKAMBEK ...De maaltijden in het beschermingskamp waren nogal eenzijdig. Er kwam opvallend vaak corned beef met kangkoeng, een soort spinazie, op tafel. Het vlees sneed mijn moeder uit grote rode blikken met het embleem van een koeienkop die je wat treurig aankeek. Zuid-Ameri kaans fabrikaat. Het was afkomstig uit de tangsi, het kazerneterrein, dat tegenover ons lag. Mijn vader had er kennis gemaakt met een pastoor, die her en der voor extra proviand zorgde. Zodra ik deze altijd grijnzende man, met zijn zwarte pak en witte boord, ons optrekje zag naderen, wist ik wat er de komende dagen op het menu zou staan. De pastoor deed op een gegeven moment zo enthousiast zijn werk dat mijn ouders een voorraadje konden aanleggen. Omdat we op de grond sliepen, bedacht mijn pa een praktische oplossing. Hij maakte van de blikken beddenpoten waarop hij houten geraamtes plaatste. Onze bulsakken waren helaas van bedenkelijke kwaliteit, zodat we niet echt profijt hadden van de vinding van mijn vader. Kangkoeng bezaten we in overvloed. Die groeide als onkruid op het erf. Sneed je vandaag op een bepaalde plek een bosje af dan was het na een week al weer opgekomen. In het beschermingskamp viel voor ons kinderen weinig te beleven. Ik speelde binnen of rond het huis, omdat er nog dikwijls schoten vielen. Om de tijd door te komen, vermaakte ik me met het bestuderen van een mierenkolonie. Ik peuterde met stokjes in de aarde op zoek naar het gangenstelsel. Dan krioelden die beestjes paniekerig over en door elkaar heen en kwamen tenslotte weer tot bedaren. Of ik ving een djangkrik, een krekel, die ik in een doosje in ons onderkomen verstopte. Door het krieken in de avonduren werd het luidruchtige huisdier al snel ontdekt en de vrijheid gegeven. Om zijn gezin zo snel mogelijk een betere toekomst te geven, sollici teerde mijn vader bij de wederopbouwdienst. Niet lang na zijn indienst treding vertrokken we met een boot van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij naarTimor. Na maandenlange isolatie ging er een nieuwe wereld open. We roken de zee, voelden de wind door onze haren en we deden havenplaatsen aan waar alles pais en vree leek te zijn. Onze familie vestigde zich in Koepang. Daar genoot ik, vooral in de eerste weken, volop van de vrijheid. Ik verkende allereerst uitgebreid het strand en verzamelde er allerlei soorten schelpen.Telkens vond ik mooiere exemplaren, zodat ik mijn eerdere buit'weer aan het strand teruggaf. De voor mij nog onbekende zee leerde ik stapje voor stapje kennen, voordat ik een duik in het lauwwarme water waagde. Toen ik na wat zwerftochten de schatten in de bossen bij Koepang ont dekte, was ik verkocht. Het stikte er van oud legermateriaal. Ik vergaar de nu geen schelpen meer, maar kogelhulzen in divers formaat. Om mijn collectie compleet te maken, sleepte ik een aantal grote koperen granaathulzen mee naar huis. Wat ik er mee aanmoest wist ik eigenlijk niet, maar mijn vader bracht in dit soort gevallen altijd uitkomst; hij bevorderde ze tot bloempot/Zal ik er nog meer gaan zoeken?', vroeg ik enthousiast.'Nee jongen.„al...genoeg', antwoordde hij stellig. Mijn lievelingsspeelplekken bevonden zich in achtergelaten bommen werpers. Het waren de nog intacte geschutskoepels, compleet met zadels en onklaargemaakte mitrailleurs. Zodra ik in een stoeltje plaats nam waande ik me in een luchtgevecht.'Doedoedoer, doedoedoer', en daar ging weer een vijandelijk toestel. In een door mij nog niet uitgeprobeerde geschutskoepel zag ik op een dag, in het schaarse licht, een bal liggen. Ik strekte mijn arm uit en net voordat ik mijn doel bereikte was het alsof iemand met een hamer op mijn handen en polsen insloeg. De bal bleek een bijenkorf te zijnJk spurtte naar mijn ouders en zag ondertussen rode, jeukende bulten opkomen. Mijn pa verwijderde met een uitgegloeide naald de angels, maar omdat ik met de minuut beroerder werd, besloot hij er een Timorese kennis bij te halen. Die behandelde de zwellingen met zijn speeksel en een hoop prevelementen. Het hielp echt. Het was een tijd waarin er voortdurend iets gebeurde. Er viel altijd wel iets te ontdekken, maar dat ging regelmatig gepaard met pijn. De ene keer sneed ik mijn benen open aan scherp gras, dan weer schaafde ik mijn knieën na een flinke struikelpartij of moest ik op de vuist om mijn 'buit'te behouden. Waar ik en een oudere zus veel lol mee hebben beleefd, is ons var kentje. Gingen we naar school dan drentelde het achter ons aan, om halverwege weer om te keren. Gingen we slapen dan zocht het varken naar een palmblad en kroop ermee onder ons bed... Peppel, Koepang 7947 april 2005 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 17