De vogelberg van Majoor Jantje column o door J.J.Rizal Kelapa Nunggal ligt aan de rand van Oost- Jakarta. De inwoners strijden er hard om te zorgen dat hun gebied geen vuilnis belt van Jakarta wordt. In alle commotie vergeet men dat dit gebied veel herinne ringen herbergt aan een glorieus Indisch leven. Majoor Jantje is inmiddels vergeten. Hij was een negentiende eeuwse Mardijker en machtig figuur in Kelapa Nunggal. Hij was de pionier van de Tanjidor, een traditioneel Bataviasche muziekstroming die inmiddels hét symbool is geworden voor Jakarta. Laten we ons geheugen in de kwestie van Majoor Jantje en de Tanjidor eens opfrissen. Majoor Jantje's echte naam was Augustijn Michiels maar onder de inheemse bevolking stond deze Indo, geboren op zes januari 1769, beter bekend als Majoor Jantje. Hij was een uitzon derlijk figuur in de Nederlands-Indische geschiedenis en hij wordt beschouwd als de rijkste figuur van Java. Kelapa Nunggal, het grondgebied van Majoor Jantje, lag in de buurt van de hoofdweg van Batavia naar Bogor, en voerde langs Citrap, Cileungsir en Nang- gewer. Kelapa Nunggal was bezaaid met rotsen waarin zich zwaluwnestjes bevonden waar Majoor Jantje veel geld mee verdiende. Elk jaar oogstte hij maar liefst anderhalve ton zwaluwnestjes. Deze vonden gretig aftrek bij de Chinezen omdat zij dachten dat zwaluwnestjes- soep lustopwekkend was. Met de winst van zijn zwaluwnestjes wist Majoor Jantje een overvloedige Indische leefstijl op te bouwen. Zo overvloedig dat het literair journalist Johan Fabricius er toe aanzette er een boek over te schrijven met de titel: De Zwaluwen van Klapanoenggal.^g-jg) Te midden van het authentieke natuur landschap van Kelapa Nunggal met zijn dalen, rivieren, sawa's en kenaribomen, bouwde Majoor Jantje een echt Indisch huis. Hier gaf hij geregeld grote feesten om zo zijn vriendelijkheid en hartelijkheid aan iedereen te tonen; aan z'n gasten, z'n vrienden, maar ook aan mensen waar hij weinig contact mee had. Dit komt ook naar voren in het artikel van dr. F. de Haan De laatste der Mardijkers. Majoor Jantje had 320 slaven in huis. De meest interessante onder hen waren de zogeheten 'onderscheidene bekwame muzijkanten', ofwel zoals Dr. F. de Haan ze noemde, het 'slavenorkest'. Ze bespeelden fluit en slagwerk zoals de klarinet, Franse trompet, Turkse tamboerijn, basdrum en dergelijke. De muziek, zoals polka, wals en mars, werd gespeeld tijdens de recepties en dansfeesten. Maar omdat Majoor Jantje eigenlijke een liefheb ber van traditionele dans was en hij een gamelanset en een Chinees orkest bezat, speelden de'onderscheidene bekwame muzijkanten'vooral inheemse muziek. Om die reden wordt dit 'product' van Majoor Jantje beschouwd als de oorsprong van de traditionele Jakartaanse muziekstroming die Tanjidor wordt genoemd. Toen Majoor Jantje in 1833 overleed, was de muziekgroep het eerste dat zijn nazaten verkochten. Hoewel ze nu geen beschermheer hadden, bleef de groep toch voortbestaan en breidde zich zelfs uit in heel Kelapa Nunggal. Tijdens Hollands en Chinees Nieuwjaar (Imlek) vulde de stad zich met Tanjidor groepen die speelden en bedelden. Samen speelden ze dan op zowel Europese als in- heemse instrumenten 'Hollandse' liedjes zoals de Mars Merin (marine) Mars Delmus (Wilhelmus) of Mars Bipet, maar ook Bata- viaasche liedjes zoals Jali-jali, Cente Manis, Stambul en Sirih Kuning. Totdat het in 1954 door de regering van Jakarta verboden werd speelden de Tanjidor groepen, bestaande uit ongeveer acht man, nog ieder jaar met Chinees en Hollands Nieuwjaar. Ze gingen dan naar de Hollandse buurt in Menteng, Salemba en Kebayuran Baru en de Chinese buurten en Tanggerang. Sindsdien moet men met Hollands en Chi nees Nieuwjaar deze optredens missen. Dat is jammer omdat het inmiddels een cultureel symbool was geworden van een glorieus verleden. Helaas gaat nu in Klapa Nunggal de herinnering aan het overvloedige leven van Majoor Jantje en zijn zwaluwnestjes verloren onder een berg afval. april 2005 39

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 39