'In Amerika zijn de mensen toch makkelijker. Als er iets is, komt er altijd wel iemand langs om te helpen. Die weten wat soesah is.' Harry de Rozario heeft een onbezorgde Indische jeugd gehad.'Ik was een anak nakal; kneep de meisjes in hun billen in het zwembad. Ik was de jongen waarvan de moeders tegen hun dochters zeiden: Laat me je nooit met die jongen zien!' Op mijn vraag of hij vroeger ook al zo'n grote mond had, antwoordt hij: 'Nog gróter!' Na van het christelijk lyceum in Bandoeng te zijn afgetrapt, volgt hij de hbs in Djokja, met veel Javaanse jongens uit de kraton. Van hen leert hij Javaans spreken. Harry's vader is in Delft opgeleid en had een goede betrekking: hoofd ingenieur waterstaat afdeling Serajoe. Voor zijn werk had Theo de Rozario veel contact met de regent. Die zorgde er uiteindelijk voor dat moeder De Rozario tijdens de oorlog het kamp niet in hoefde. Ze nam haar intrek in drie hotelkamers van hotel Van Laar.'Ergens tussen de barang vond je ma.' Politiechef Siroma beslist dat Harry Portugees-peranakan is. Zo komt dat op zijn pendaftaran te staan. Desondanks heeft hij nog zes maan den in een doorgangskamp in de tangsi van Poerworedjo gezeten. Tijdens de bezetting is Harry voortdurend bezig razzia's te ontlopen. Omdat hij dan ook al graag en met iedereen een praatje maakt en omdat van zijn hbs-tijd veel Javaanse jongelui kent, krijgt hij voldoende informatie om telkens opnieuw tijdig zijn boeltje te pakken. Het lukt lange tijd aardig. Toch, met de jeugdige overmoed van een Indische jongen, probeert De Rozario nog wat streken te leveren. Zo steelt hij medicijnen uit de apotheek in Djokja. Hij wordt echter verraden door een dame 'wier man nota bene Knil kapitein was.' Het levert hem een verblijf op bij de Kempetai. 'Het ergste is gespleten bamboe onder je nagels. Klappen zijn niet zo erg. De Kempetai wilde mensen niet doodslaan, maar een wrak afleveren, om dat als voorbeeld te stellen. De dood was te makkelijk. Doden worden te snel vergeten.' De Rozario heeft een jaar cellulair gezeten bij de Kempetai. Hij zal er een levenslange afschuw voor ratten en kakkerlakken aan overhouden. Maar het moeilijkste vindt hij dat hij dat er niemand is om tegen te praten. De gamelanmuziek die 's avonds vanuit de kraton is te horen, brengt hem troost. 'Tijdens de oorlog heb ik nooit gedacht: nu komt m'n eind. In die tijd dacht je datje doodgaat als je wordt doodgeschoten. Natuurlijk stierven er mensen om me heen, maar dat was meer omdat ze ziek werden en er geen doktoren of medicijnen waren. Ze kregen dysenterie of malaria. Het raakte me niet. Ik was veel te druk met iedere keer weer verhuizen en me verstoppen.' Harry wordt na de martelingen bij de Kempetai opgelapt door een JapannenTuchihachi. De ontmoeting met deze man heeft eraan bijge dragen dat Harry Japanners niet kan haten. Dat, en de vriendschap met zijn joodse vriend Saul.'Ik haat Japanners niet, dat heb ik van joodse vrienden in New York geleerd. "Harry," zeiden ze, "met haat verlies je jezelf. De wereld blijft draaien en de oorlog gaat voorbij." Maar ik zeg niet dat ik Japanners zal omhelzen, ik loop met een bocht om hen heen.' Het toeval wil op een gegeven moment dat het Japanse con sulaat in dezelfde wolkenkrabber wordt gevestigd waar Harry werkt. Hoewel gebruik wordt gemaakt van een andere ingang, staat op een dag ('het was al zo'n beroerde dag') de lift toch vol Japanners. Harry de Rozario brult kiotske! en alle Japanners in de lift buigen.'Ergens ben ik toen wel mijn frustraties kwijtgeraakt.' Na een kort intermezzo in Holland (waar Harry tussen '46 en '48 zijn hbs afmaakte) wil Harry weer terug naar Indië.'ledereen wilde terug naar Indië. Het was zo koud in de winter! Geen verwarming op de slaapkamer. Als je naar de wc ging, wist je na een minuut al niet meer watje er in godsnaam kwam doen, zo koud was het.' Terug in Indië heeft De Rozario verschillende jobs, onder andere bij Java Staal, maar als er iets verkeerd gaat, is het: 'Daag'. De Rozario heeft er de pest aan dat hij als stafemployé niet echt mee telt, niet wordt meegevraagd bij etentjes. De reden volgens hem: hij was een Indische jongen en de rest totoks.'Welzeker was er sprake van discriminatie in Indië!' In de jonge jaren van de Indonesische Republiek begaat hij een stom miteit:'^ leende mijn vaders auto uit aan iemand van de APRA, het leger van kapitein Westerling.' Is hij dan zo naïef?'Ja, die hele overdracht en zo, we namen die niet zo serieus. Ergens hadden we nog wel de hoop dat Westerling alles zou rechtzetten. Maar toen kreeg mijn vader via connecties bericht dat ik maar beter binnen twee weken het land uit kon zijn. Dat heb ik toen gedaan.' In Holland ontmoet Harry rond 1952 zijn inmiddels overleden vrouw Etty, ook een Indische. In '53 vertrekken Harry en Etty via Canada naar Amerika. Hij houdt het in Nederland niet meer uit. Maar in Amerika is het keihard werken.'Ik werkte van zeven tot negen. Zodra ik thuis kwam, viel ik op de bank in slaap. Etty trok mijn kleren uit en legde een deken over me heen. Rond elf uur ging ik dan eten. Ze maakte de beste nasi goreng die ik ooit heb geproefd in mijn hele leven. Hoe haar dag was geweest, zo smaakte de nasi goreng.' Het moet voor Etty niet altijd even makkelijk zijn geweest, haar hu welijk met de impulsieve De Rozario.'Mijn vrouw was een strateeg, 's 46 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 46