'Mijn moeder associeerde Indisch met economisch verval' van hem vernomen. Hun dochtertje, mijn overgrootmoeder, werd als klein meisje opgevangen door een Indische familie. Zij trouwde rond haar zeventiende, met een officier natuurlijk, een Fransman. Ze kregen drie kinderen, maar haar man sneuvelde toen ze 21 was. Zoals gangbaar in die dagen trouwde ze vervolgens met zijn beste vriend. Bij hem kreeg ze nog eens veertien kinderen! De voorlaatste was mijn grootvader. Onze familiegeschiedenis is verweven met het Knil: de tien jongens traden later onvermijdelijk in dienst van het Knil en de zeven meisjes trouwden met officieren. Mijn opa, Laurens Anthonie Frederik Hoolboom, is geëindigd als commandant van de vestingartillerie. Hij stierf in 1945. Tegenwoordig zijn er nog maar weinig Hoolbooms over en met de overlevenden is weinig contact meer. De Indische compo nent zegt me betrekkelijk weinig. Martiaal 'Mijn Knil-grootvader kon prachtige verhalen vertellen. Ik hing aan zijn lippen in de oorlog. Dan tekende hij de vesting van Palembang op kleine velletjes papier, of het paardendepot in Padang, of hoe hij in Borneo de Dayaks bestreed: Wij stonden daar en daar en we schoten van zus naar zo. Eén Dayak schijnt tegen mijn opa gezegd te hebben: Weet u wat lekker is, kapitein? De duim. Mijn grootvader was van mening dat het koninklijke leger niet zo'n krijgshaftige organisatie was als het Knil. Na zijn pensioen in Neder land zou hij een keer in gesprek zijn geraakt met de loodgieter: Is het niet prachtig, vroeg hij aan de loodgieter, om te sterven als een leeuw, in plaats van te leven als een hond? Waarop de loodgieter antwoordde: Kolonel, ik heb liever dat ze van mijn zeggen: Daar gaat ie, dan daar legt ie! Ik heb iets martiaals van mijn grootvader meegekregen en eergevoel is wel een bepalende eigenschap van mij. In die zin dat het niet gaat om watje hebt, maar om watje bent. Dat zei mijn moeder altijd. Zij heeft mij een sterk waardebesef bijgebracht. Of die waarden typisch Indisch zijn, durf ik niet te zeggen. Ik heb Frans bloed, Portu gees bloed, Chinees bloed, Indisch bloed, een hele koempoelan. Maar ik mis een referentiekader.' Ook Brinkhorst werd niet, zoals Sandra Reemer het eens formuleerde, opgevoed met het idee Indisch te zijn. Brinkhorst:'Door haar ervarin gen in het leven had mijn moeder de neiging het Indische de rug toe te keren. Dat is wel meer gebeurd, denk ik. Mijn vader stierf jong, in de oorlog, en mijn moeder heeft veel last van discriminatie gehad. Zij as socieerde Indisch met achtergesteld worden, met economisch verval.' 'Mijn moeder is in 1901 in Nederland geboren, tijdens de opleiding van bovengenoemde grootvader aan de hogere krijgsschool. In 1916 was ze weer in Nederland om onderwijzeres te worden en in 1928 keerde zij voor twee jaar met mijn vader naar Indië terug. De crisis sloeg toe. Last in,first out. Mijn vader werkte er op een rubberonderneming en werd als een van de eersten ontslagen.' Knokkels Na de dood van zijn vader was Laurens Jan Brinkhorst het enige kind van een alleenstaande moeder. 'Ik had alle kansen om een Oedi- pus-complex te krijgen. Mijn moeder had een zekere hardheid voor haarzelf, maar ook voor mij. Zoals ik al eens gezegd heb, was ik haar cavalier servant wanneer wij uit eten gingen. Ik droeg de portemon nee en betaalde. De rode draad in mijn opvoeding was: je kunt alleen maar iets bereiken als je er zelf op uitgaat. Daar leefde mijn moeder zelf naar. Haar leus was altijd: Zelf is de man die niets kan.Toen we in Den Haag woonden, bracht ze me naar het voetbalveld van HBS, Houd Braef Stand, hier op de Sportlaan. Als enige vrouw tussen alle vaders holde ze dan met me mee. Mijn groeispurt zette relatief laat in. Als jongetjes mij zaten te plagen - stompen, en zo - dan adviseerde mijn moeder: Je moet precies met je knokkels tussen de ogen slaan. Eén keer heb ik dat gedaan en ik ben daarna nooit meer geplaagd! Niet dat ik fysiek zo agressief ben, maar op een bepaald punt aangekomen... Laat ik zeggen dat ik niet iemand ben die de andere wang toekeert.' De vader van Brinkhorst is door de crisis jarenlang werkloos geweest. Brinkhorst: 'Dat, heeft mijn moeder gedacht, zal mijn zoon niet overko men, it's as simple as that. Van jongs af aan heeft ze me aangespoord te reizen. Al vroeg in mijn leven ben ik in Frankrijk, Duitsland en Engeland geweest, sprak ik mijn talen. Dat was niet gebruikelijk vlak na de oor log. Maar daardoor heb ik een weidse blik op de wereld gekregen. Dat ik later de eerste hoogleraar Europees recht werd, komt deels voort uit mijn opvoeding - anderzijds omdat het eenvoudigweg in je zit.' Met liefde praat Laurens Jan Brinkhorst over zijn moeder. Een sterke vrouw,ondanks alles optimistisch geblevem'De Amerikaanse dominee Norman Vincent Peale schreef in de jaren vijftig een boek over The power of positive thinking, ie moet positief naar de toekomst kijken. Als er iets vervelends is gebeurd, moet je meteen iets leuks doen, meteen kijken watje daarvan kunt maken. Mijn moeder stond ook zo in het leven. Anderzijds kon ze buitengewoon realistisch zijn: als het erop aankomt, ben je op jezelf aangewezen. Haar wereldbeeld is van veel invloed geweest op mij. Een zekere onafhankelijkheid, een zekere trots zijn waarden die ik heb meegekregen.' Macho De vroege dood van zijn vader.de oorlog in Nederland, hebben hun sporen nagelaten in het leven van Brinkhorst. Als kind was hij er getuige van hoe een Spitfire neerstortte in de kanovijver bij Berg en Bosch. Bij het wrak vond hij een handschoen met daarin de afgerukte hand van de piloot.'Door zulke ervaringen realiseer je je al jong dat het leven niet vanzelfsprekend is. Het kan zo maar met je afgelopen zijn. Dat geeft je iets fatalistisch.' De minister oogt als een charmante en galante gentleman, uiterlijk on bewogen tijdens heftige debatten. Hij wekt niet de indruk snel van zijn a propos te raken en blijft te allen tijde achter zijn kenmerkende grijns verborgen. Brinkhorst:'In fysieke zin ben ik geen macho, maar in mijn levenshouding tot op zekere hoogte wel. Een zeker eergevoel is nodig en dat krijg je alleen maar als je voor iets staat. Het is niet erg om te misluk ken, maar het is wel erg om nietje best te doen. Als je talenten gekregen hebt, dan moetje iets met die talenten doen. Een christelijke gedachte misschien, vanuit het testament. Die houding kan ook gebonden zijn aan mijn generatie en die van mijn ouders. Economisch ging het ons na de oorlog tenslotte niet voor de wind. Je moest ervoor knokken.' 52 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 52