^ISy ;r.i 1
Foto: KIT Tropenmuseum, Amsterdam
i
W"""! XkivdMÉLJIi
ÏJ 6
TJAAL AECKERLIN EN RICK SCHOONENBERG
NEFFERKAMBEK
...In de bersiaptijd waren ons allerlei beperkingen opgelegd door jonge na
tionalisten. We mochten de deur niet uit en de verkopers moesten ons huis
aan de Djalan Kloet links laten liggen. Af en toe kregen we bij de brand
gang via bevriende Indonesiërs wat mondvoorraad toegespeeld, maar dat
was absoluut onvoldoende.
De situatie verslechterde nog meer toen gevluchte familieleden zich bij ons
voegden. Meestal konden ze maar een paar kledingstukken meenemen.
Meer niet. Maar oom Karei die uit zijn woning verdreven was en bij ons on
derdak zocht, stond op een dag met bajem, een soort spinazie voor de deur.
Mijn moeder ontfermde zich onmiddellijk over de groente en begaf zich
naar de put op het achtererf. Deze put, die halverwege gescheiden werd
door een hoge muur, deelden we met de buren. Doordat de nationalisten
de waterleiding hadden afgesneden, waren we hierop aangewezen.
Terwijl mijn moeder de bajem in een vergiet uitwaste en liet uitdruppe-
len op de rand, speelden wij kinderen een tikspel. Ondanks onze tengere
lichamen hadden we daar blijkbaar nog fut voor. Om mijn nichtje Wies te
ontwijken deed ik een stap achteruit en botste tegen het teiltje op.'Daar
gaat ons avondeten,'hoorde ik mijn moeder verschrikt uitroepen. Oom
Karei snelde toe, keek de diepte in en schudde zijn hoofd.
Aan de andere kant van de muur maakte zich enige opwinding van de bu
ren meester:'Waahh... die hebben bajem."Hoe komen zij aan eten?'klonk
het.'Tjari galah,"Zoek een lange stok,'fluisterde de één een ander in het
oor. Het was duidelijk dat zij snel tot actie zouden overgaan.
Oom Karei die zijn geschenk letterlijk in het water had zien vallen, en het
m s?
plan van de buren doorgrondde, probeerde de bajem met de putemmer
te vangen. Van de aanwijzingen en aanmoedigingen van ooms, tantes,
neven en nichten leek hij alleen maar nerveuste worden. Zijn onhandige
bewegingen leverden dan ook, behalve irritatie, niks op.'Hou toch je snavel
Ted,'snauwde hij zijn lievelingsbroer toe.
Toen vanuit de andere kant van de muur een bamboe in het water ver
scheen raakten de gemoederen aan onze kant enigszins verhit.'Toe nou
luitjes, wij hebben al zo weinig. Dit is toch koerang adjar, hondsbrutaal,'
foeterde mijn ma.
Mijn nichtje Wies, een eersteklas durfal, kon het tafereel niet langer meer
aanzien. Zij ontdeed zich van haar jurk en schoenen en sprong pardoes
de put in. In het koele water verzamelde ze de groentestelen in de emmer
die razendsnel omhooggetrokken werd. Na een vergeefse poging om het
gezonken vergiet te vinden, klom ze behendig aan het touw naar de uitge
stoken hand van oom Karei.
Die avond gingen alsnog een paar stengels bajem naar de buren.
Na de bersiap verbouwden we groenten op het erf en hielden kippen. Daar
naast was mijn moeder zeer bedreven in het vinden van goedkope, maar
voedzame levensmiddelen. Zo wist ze onze monden te voeden.
Wij kinderen leverden twee keer per week een bijdrage door naar de ta-
hoefabriekte gaan. Daar verkochten ze vooreen paar centen overheerlijke
tahoemelk met gember. Ondanks de lange tocht deden we het graag, want
het was geoorloofd om op de terugweg een beetje van het kostelijke vocht
te 'snoepen'.
Op een dag kwamen we bezweet en enigszins vermoeid bij het bedrijfje
aan. Door de vele wadjans die op vuurtjes stonden kregen we het nog
warmer. We wisten dat elke pan fijngemalen soja vermengd met water
bevatte. Nadat het goedje een tijd had staan pruttelen ontstond er een
soort pap. Deze werd in een katoenen doek uitgezeefd. De vrijgekomen
vloeistof, oftewel de tahoemelk, kwam ten slotte terecht in een vorm waar
het stolde tot de alom bekende blokken.
Ik overhandigde de eigenaar ons emmertje dat hij tot twee vingers vanaf
de rand vulde. Na het uittellen van de centen gingen we meteen op pad.
Eerst in de richting van de tramremise en daarna het traject langs het
spoor.
De terugweg duurde altijd langer. We liepen voorzichtiger, omdat elke on
verhoedse beweging ten koste zou gaan van de inhoud van het emmertje.
Mijn broertje begon te dreinen en vroeg:'Meel, ik hebzo'n dorst... geef me
wat melk?'
'Nog een klein stukje... tot aan de kenarie... dan krijg je wat,'antwoordde ik.
In de schaduw van de kenarieboom zag ik hoe mijn broertje en nicht Wies
van het vocht genoten. Niet door er een vinger in te steken, maar door de
emmer aan hun mond te zetten. Ook ik goot tegen beter weten in een
paar slokken naar binnen.Toen we de overgebleven hoeveelheid bekeken
schrokken we.'Zeg maar datje gestruikeld bent,'zei mijn broertje.
Het was nog minstens twintig minuten lopen in de brandende zon en al
na een paar honderd meter na onze eerste rustpauze hoor ik weer:'Meel...
Meel... ik kan echt niet meer. Één slokje maar.'Ik voelde zelf mijn tong tegen
mijn gehemelte plakken en stelde voor om ieder echt maar één slok te ne
men. Mijn broertje hield zich netjes aan de afspraak, maar mijn nicht nam
me toch een aantal teugen. Ik moest de emmer uit haar handen losrukken.
Met het overgebleven bodempje konden we thuis niet aankomen. Ik stelde
voor om al onze centen bij elkaar te leggen en terug te keren naar de
tahoefabriek.
'Ik ben gestruikeld,'verklaarde ik aan de eigenaar, terwijl hij deemfne
nogmaals vulde. Na flink wat water gedronken te hebben, gingen we weer
op pad.
'Waar bleven jullie nou?'vroeg mijn ma. Ze dacht dat wij onderweg
gespeeld hadden. Toen ze de wittige substantie op de jurk van mijn nichtje
ontwaarde, begreep ze het. Ze gaf ons geen uitbrander/Goed, het is in ieder
geval gezond,' merkte mijn moeder op...
Melie, Soerabaja ïg^o
juli 2005
17