'Van vrouwen werd geacht ont beringen en misère zonder morren het hoofd te bieden' Grootmoeder Stientje Maurenbrecher. De foto is van 1924 en dus van veel latere datum dan de andere foto. Op de foto is zij 48 jaar oud. Haar langdurige verblijf en het harde militaire leven in de tropen is haar volstrekt niet aan te zien. Zij kijkt bepaald zelfbewust in de camera. V- De grootvader van de auteur: Willem Jan Rudolph Lanzing. Hij was eerste luitenant van eind 1889 tot 1902; de foto is genomen in Batavia en hij draagt een onderscheiding, waarschijnlijk het Lombok-kruis. Dit alles betekent dat de foto dateert van 1895. Hij was toen 32 jaar oud. Wat de kinderen betreft, maakte de legerleiding zich op den duur vooral ongerust over de kinderen van inheemse vrouwen en Europese militairen: de Indo's. De inheemse soldatenkinderen waren vaak niet beter af, maar daarover maakte men zich weinig zorgen. De relatie tussen inheemse soldaten en hun vrouwen had vaker een stabieler karakter. Indo-kinderen werden vaak door hun vaders en ook door hun moeders in de steek gelaten. Zij werden soms opgevangen in weeshui zen of inrichtingen.' Wies van Groningen: 'Hoe lang heeft het KNIL bestaan en wat was haar missie Fred Lanzing:'Het KNIL heeft bestaan van 1830-1950. Maar feitelijk werd er al vanaf 1816 gedurende de hele negentiende eeuw en tot ongeveer 1915 overal in de archipel militair opgetreden. In 1815 werd het Koninkrijk der Nederlanden uitgeroepen. Er werd beslist dat dienstplich tigen niet naar Indië gestuurd mochten worden; alleen maar vrijwil ligers. Dat betekende een groeiend tekort aan soldaten voor overzeese dienst. Daarom werd in 1830 een beroepsleger opgericht; het latere Ko ninklijk Nederlands-Indisch Leger. In de begintijd was het een vreemde lingenlegioen. Men was er toen niet op uit om Indië te veroveren. Men diende de belangen van Nederlandse ondernemingen en onderdanen. Het officiële beleid beoogde geen territoriale expansie, maar afspraken met autonome vorsten en radja's. In de praktijk liep dat anders. Voor velen was het vanzelfsprekend dat westerlingen Aziatische landen onderwierpen en tot kolonie maakten.' Wies van Groningen: 'Maar er waren toch ook veel mensen - be stuursambtenaren, zendelingen en officieren - die geloofden in een betere toekomst voorde inheemse bevolking?' Fred Lanzing: 'Het gouvernement bracht inderdaad rust en orde, al was dat een bijkomend gevolg, niet het doel. Je kunt de ambtenaren van het Binnenlands Bestuur gerust beschouwen als de huidige ontwik kelingswerkers, zeker in de twintigste eeuw. Dat waren vaak echte idealisten. De inheemse staatjes en vorstendommen waren van oudsher verwik keld in eindeloze, wrede onderlinge oorlogen. De bevolking werd altijd onderdrukt en uitgezogen door feodale heren. Het bestuur van sultans en radja's werd bijna altijd gekenmerkt door rechteloosheid en wil lekeur. Slavernij, ritueel kannibalisme, koppensnellen en weduwenver- branding waren wijdverspreid. Maar om de inheemse volkeren te kun nen 'verheffen', moesten zij eerst worden onderworpen. Daartoe werd het KNIL ingezet. Maar de bevolking in de tangsi zal zich waarschijnlijk niet bezig hebben gehouden met een ethische politiek.' 48 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 48