Spiegel van de Indische poëzie Indiesch dolce-far-niente Indiesch dolce-far-niente Louis Couperus Den goudgebruinden arm rondom het hoofd, Het gitzwart hair al warlend nedervloeyend, Den weeldrig-schoonen mond van purper gloeyend, In 't schittrend oog het vier maar half gedoofd; Zoo lag ze, als in heur droom der aarde ontroofd. En goudgewiekte vlinders speelden stoeyend Haar om de koonen, die, als rozen bloeyend, Zich tintten met den blos van donzig ooft. De bonte sarong was haar op den boezem In ééne wrong bevallig vastgehecht; Uit heure lokken zeeg melatti-bloesem, Nog fonkelend van dauw er doorgevlecht. Dus lag ze daar, in zonnegloed versmacht, Zoo zalig, of zij zich een houri dacht. Louis Couperus is, wat Indië betreft, natuurlijk vooral bekend vanwege zijn roman De stille kracht, die binnenkort weer opnieuw verfilmd gaat worden. Ook in zijn Haagse roman Van oude mensen de dingen die voorbijgaan speelt Indië een belangrijke rol. We kennen ook het reisverhaal Oostwaarts, over zijn laatste reis naar de tropen, waar aan het Louis Couperus Museum in Den Haag tijdens deze Indische Zomer een aardige tentoonstelling heeft gewijd. Maar wie weet dat hij ook Indische gedichten heeft geschreven? Het zijn er slechts enkele. Dit gedicht is afkomstig uit zijn debuutbundel Een lent van vaarzen uit 1884. Het bleef niet onopgemerkt; een paar jaar later is het zelfs in het Duits vertaald. De languissante oriëntaalse schone, hoe gedateerd ook, paste immers prachtig in de sfeer van het fin-de siècle. Samengesteld door Bert Paasman en Peter van Zonneveld 28 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 28