Foto: KIT Tropenmu^earft^&nsterdam
NEFFERKAMBEK
DOORTJAALAECKERLIN EN RICK SCHOONENBERG
Het Capitooltheater had verschillende sferen. In het stallesdeel was
het gebruikelijk om commentaar te leveren tijdens een film.'Tolol',
'Stommeling', of'Tjelaka itu orang'.'Hij gaat zijn ongeluk tegemoet',
klonk het dan. Op de werkelijk spectaculaire momenten verergerde het
rumoer in dat stuk van de zaal. Het kon gaan om de blote benen van de
dames in een musical of de bandiet die op een wagon van een rijdende
trein sprong en voor de zoveelste keer aan arrestatie ontsnapte.
In de loge was het, behalve wat gegniffel en gefluister, doorgaans
rustig. Het instemmende geklap en luidruchtige gejoel werd niet altijd
in dank afgenomen door deze bezoekers.'Diam','Stilte' brulden ze met
regelmaat. Soms liepen de spanningen wat op, maar het bleef meestal
bij wat stekelige woorden.
Aan het gedrag van de stalleskijkers kon je de kwaliteit van een film afme
ten. Ontbrak het aan spanning of werden de beelden op het witte doek
te langdradig, dan ging dit publiek zich vervelen en richtte zich op andere
behoeften. De één liep de zaal uit, op zoek naar rozenstroop met klapper
en een ander liep een rijtje vrienden af om ze te trakteren op katjang.
Niet ver van het Capitooltheater lag de 'Grangan' bioscoop. Hier zag
ik voor het eerst in mijn leven, samen met Karei en Wally, een Indone
sische productie. Deze film, Darna genaamd, bezat een hoog goena-
goena gehalte met een aantal, althans voor die jaren, spectaculaire
special-effects. De slangen uit het hoofd van een 'zwarte magiër' be
zorgden ons nog de meeste huiveringen.Tijdens de aftiteling bewogen
we ons zwijgend en nog steeds diep onder de indruk naar de uitgang.
Buitengekomen gaf Wally te kennen nooit meer naar zo'n lugubere
film te willen. Om hem tegemoet te komen besloten we het volgende
weekend naar Limelight van Chaplin te gaan.
In die jaren bezochten we wekelijks een bioscoop. De films voerden
ons even uit de dagelijkse werkelijkheid. Mede door de schappelijke
toegangsprijzen waren ze zeer populair.
De filmtheaters kenden dan ook, bij tijd en wijle, lange rijen. Ook voor
Limelight had zich een file gevormd. We bevonden ons nog maar een
paar meter van de kaartverkoop toen de laatste tickets van de hand
werden gedaan. We zochten onmiddellijk naar de toekang tjatoets, de
zwarthandelaren. Deze hadden vijf of tien kaartjes opgekocht om ze aan
de filmfans met winst te verslijten. Onderling bestonden er tussen deze
figuren prijsafspraken. Pingelen hielp daarom niks. We kwamen op tijd
voor de voorstelling binnen, maar zaten helaas verspreid door de zaal.
Het kwam ook voor dat we letterlijk voor onze kaartjes moesten vech
ten. Dan stonden wij keurig in de rij en werden we door Indonesische
jongeren gepasseerd die net kwamen aanlopen. Was het een over
macht dan lieten we ze met ingehouden woede hun gang gaan. Waren
ze ongeveer gelijk in aantal dan spraken we ze aan. Scheldwoorden
als'Belanda boesoek','Verrotte Hollander'of een handgemeen namen
we voor lief. Doorgaans kregen we onze positie in de rij weer terug. In
sommige gevallen geholpen door wat omstanders die zich ook aan de
praktijken van deze branieschoppers ergerden.
Eén keer vergisten we ons lelijk.Twee druktemakers drongen voor,
maar werden door ons weer even hard naar achteren geduwd. Helaas
hadden we hun vrienden pas laat in de smiezen en liepen we een lelijk
pak rammel op.
Wilden we al deze toestanden vermijden dan gingen we gewoon niet
in de rij staan, maar schakelden meteen een toekang tjatoet in. En wij
waren zeker niet de enigen, want een groeiend aantal Indo's koos, min
of meer gedwongen, voor deze methode. Bezaten de tjatoeters onvol
doende biljetten dan ontpopten ze zich als meesters in de voordring-
techniek.
Waar we echt voor op moesten passen bij een bioscoop waren de
jongens van de Tentara Republik Indonesia Pelajar, de Indonesische
legeropleidingen. Ze hadden deelgenomen aan de vrijheidsstrijd en
mochten nu een studie volgen. Je kon ze vooral herkennen aan hun
spijkerbroeken. Met dit kledingstuk brachten zij een nieuw modever
schijnsel de stad binnen.
Op een aantal van dezeTRIP-jongeren werkte het zien van een Indo of
een Europeaan als een rode doek. Door de hele stad vonden incidenten
plaats. Meestal begon het met een provocatie. Ze keken je strak aan. En
wij hadden natuurlijk geleerd om strak terug te kijken naar een ieder die
het waagde om je langer dan één seconde aan te staren. Niet knipperen
en wachten totdat de andere zijn ogen neersloeg. Zo was het ons inge
peperd.'Mau apa?','Wat moet je?'vroegen ze uitdagend. Gaf je niet het
juiste antwoord dan bedreigden ze je. Desnoods dooreen pistool onder
je neus te plaatsen, want ze droegen nog steeds hun wapens.
Voor een deel snapten we de gevoelens van deze jongelui. In de koloni
ale tijd waren bioscopen, zwembaden, verenigingen en andere voorzie
ningen nauwelijks toegankelijk geweest voor Indonesiërs. Het was dan
ook niet voor niets dat juist op deze plekken confrontaties
Aan de andere kant probeerde de Indonesische overheid del/erschil-
lende groepen wel degelijk meer naar elkaar toe te brengen. Sport
beschouwde men als een belangrijk bindmiddel.
Met name volleybal kreeg in een paar jaar tijd, onde^ alle partijen,
grote bekendheid. Overal ontstonden eenvoudige oefenveldjes waar
Indonesische, Arabische, Chinese, HollandsejJndische en gemengcle"-
ploegen hun kunsten vertoonden.
Tussen twee bomen plaatsten we een touw waar we rèpen stof aan
hingen. Zo maakten we een net. Met een rubberen voetbal leerden we
serveren, een aanval op te bouwen en smashen.
Al deze energie kwam samen tijdens de school- en stedelijke competi
ties. Mijn ploeg speelde eeps tegen Indonesische marinecadetten. Aan
gezien onze gemiddelde lengte net iets hoger lag, gingen we de partij
met vertrouwen tegemoet. Vooral aan het net zouden we voordeel
hebben, zo redeneerden we. De cadetten hadden blijkbaar langdurig
geoefend op hun sprongkracht, want ze maakten ons in...
Ferry, Soerabaja 1953
oktober 2005
19