NEFFER KAMBEK DOORTJAALAECKERLIN EN RICK SCHOONENBERG Nadat de Hawaiian band het laatste nummer'Sweet Lahany, hea venly flower' had gespeeld, vertrokken de meeste gasten. Lodie zou mij naar huis brengen, maar eerst moesten we zijn vriendinnetje Grace nog afzetten. Zij had zonder toestemming het internaat verlaten waar strenge nonnen de scepter zwaaiden. Nu moest ze ongemerkt weer terug zien te komen. Enkele meters voor het kostschooltje maande Lodie mij te wachten totdat hij 'klaar' zou zijn. 'Roep me zodra er iemand komt', drukte hij me op het hart en verdween vervolgens met Grace de duisternis in. 'Jullie gaan zeker zoenen', wilde ik hem nog plagend naroepen. Om de tijd te doden neuriede ik de melodietjes waarop de band ons getrakteerd had en maakte er kleine, voorzichtige danspasjes bij. Ik vermaakte me prima totdat ik, vanuit mijn ooghoeken, achter één van de ramen een non naar buiten zag staren. Grace wordt vermist en nu zoeken ze haar, schoot het door mijn hoofd. De gestalte achter het kozijn draaide zich om en verdween. Ik bleef nog even op mijn plek staan, waarna ik in de richting van Lodie en Grace liep. Net toen ik hun namen wilde roepen, meende ik twee silhouetten langs het gebouw te zien gaan, dus ik hield me in. Niet veel later vulden de ramen van het internaat zich met elkaar verdringende meisjes. Ik kon van schrik geen woord uitbrengen. Vanuit de donkerte kwamen de twee tortelduiven ontzet te voorschijn. Een non sleepte Grace aan haar arm naar de ingang van het internaat. Haar collega gaf Lodie een paar petsen en eiste dat hij onmiddellijk zou vertrekken. Toen Lodie onthutst aan zijn aftocht begon, werd hij begeleid door joelende meisjeskelem'Kassian, die Don Juan... Zielig die Don Juan... Zielig die Great Pretender.' Met grote stappen probeerde hij zo snel mogelijk aan het gegiechel en de plagerijen te ontkomen. Zijn straffe tempo viel nauwelijks bij te houden. Buiten de 'gevarenzone' draaide Lodie zich om en kwam pal voor me staan.'Waarom lette jij niet op? Jij zou opletten, noem jij dit oplettenl'snauwde hij. En omdat ik rustig bleef en geen weerwoord gaf, werd hij nog nijdiger. Hij plukte mijn sjaal van mijn nek, gooide deze op de grond en liep mokkend verder. Ik begreep hem wel. Een kwartier later kwamen we bij mijn huis aan en daar wachtte Lodie een nieuwe vernedering. Mijn pa stond al bij de voordeur te wachten en vroeg ons waarom we zo laat waren. Hij eiste namelijk dat ik me stipt aan de afspraken hield. Zowel Lodie als ik kregen er niet meteen een goede smoes uit en om dat het antwoord uitbleef, begon hij ons indringend aan te kijken. Zijn ogen gingen van Lodie naar mij. En nog voordat wij er een verontschul diging uit kregen zette hij ogen op zo groot als schoteltjes.'Apa itoe? Apa itoe? Wat is dat?'ging hij tekeer. Met een daverende knal smeet hij de deur dicht. Lodie werd in totale verwarring buitengesloten. Mijn pa hield zijn blik gericht op mijn sjaal en toen ik deze in handen nam, zag ik de sporen van aarde en stukjes vegetatie. Het kostte me grote moeite om mijn vader te overtuigen dat ik het niet in mijn hoofd zou halen om me ergens met Lodie neer te vleien. Na mijn betoog opende ik de deur, maar mijn chaperon was inmiddels verdwenen. Stilletjes had ik mijn hart wel degelijk aan Lodie verpand. Zijn reputatie als rokkenjager deerde mij niet. Ik viel voor zijn zachtaardigheid. Zo trommelde hij elke zondagochtend de pastoor uit bed. Een ex-aalmoe zenier uit het leger die van een stevige borrel hield. De kerkgemeente van Sorong Doom was hier al een paar maal getuige van geweest. Onze kerk bestond uit een houten afdak, zonder muren en banken en lag op een heuvel. Lodie sjouwde ruimschoots voor aanvang van een dienst alle religieuze attributen naar boven. Ondertussen verschenen de kerkgangers. Velen brachten een eigen stoel mee. Anderen, meestal ouderen of gezinnen met veel kinderen, hielden het bij een kleedje of een sarong die op de grond werd ge spreid. Het leek een beetje op een picknick zonder etenswaren. Als iedereen zat, begon het wachten op de pastoor. Even naar elven mopperde mijn pa al op voorhand: 'Let op, die vent is weer bezopen.' En ja hoor, na vijf minuten ging Lodie op een drafje naar beneden.'Meneer pastoor, meneer pastoor... ik had u toch al gewekt. Het is zondag. U moet de mis houden.' 'Och jee', klonk het dan kalm, waarna Lodie hem hielp met wassen en aankleden. Met moeite kwam de pastoor, stap voor stap, de heuvel op. Wanneer hij dan eindelijk temidden van de gelovigen stond vroeg hij met dikke stem:'Is iedereen er al? Laten we dan beginnen.' Vooral de Latijnse missen waren een bijzondere ervaring. De pastoor keek dan opvallend vaak op zijn horloge. Door het gebrek aan timing was hij snel door zijn stof heen. Ter opvulling van de tijd begon hij dan stukken tekst te herhalen of woorden uit te rekken.'Cre...do in Spi...ri...tum Sanc...tum....' Wij jongeren stoorden ons er niet aan, maar de ouderen die de opzet van een Latijnse mis goed kenden, keken elkaar betekenisvol aan. De pastoor is er uit een gevoel van mededogen nooit op aangesproken. Op zekere dag maakte de man het te bont. Midden in het gebed ver loor hij zijn evenwicht en viel. Lodie snelde de pastoor te hulp en hielp hem weer overeind. Vele aanwezigen bemerkten niets van het voorval daar ze hun ogen gesloten hielden. Terwijl de geestelijke weer naar zijn positie achter het proyi'sorische altaartje zocht, dacht Lodie de situatie te moeten redden. Hij trok zijn vroomste gezicht en riep de aanwezigen het volgende als verklaring toe:'Het kwam door de wind.'Geen blad, geen grasspriet of zandkorrel bewoog... Rita, Doom 1959 november 2005 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 19