Foto: KIT Tropenmuseum, Amsterdam ...Vlak na de soevereiniteitsoverdracht begon het spelletje. Ik zei tegen mijn vrouw: 'Evie, wat gaan we doen? Blijven we hier of steken we over?' Mijn vrouw haalde bij dit soort vragen altijd haar schouders op, pruilde haar lippen en antwoordde: 'Komt tijd, komt raad.' Ik had absoluut geen zin om te vertrekken. Met mijn jeugdvrienden Loek en Doelie - van Abdoelah - handelde ik in zeep- en talkproduc ten. Loek was een peranakan, een in Indië geboren Chinees en Doelie had een Arabische achtergrond. Zij zouden me nooit laten gaan. Maar ondertussen kwam de kwestie steeds weer op tafel. Mijn broer besloot om met zijn gezin te vertrekken, nadat hij zijn werk bij de douane verloor. Ik wilde hem natuurlijk niet kwijt en vertelde over het krantenartikel dat ik onlangs gelezen had.'Daar in Nederland zit ten ze niet op jou te wachten. Bestudeer dit bericht maar. Ze vinden het niet meer dan logisch dat wij Indo-Europeanen ons verbonden voelen met het Indonesische volk. Ze willen van ons af.' Een maand later zwaaide ik mijn broer uit. Bij thuiskomst vroeg ik mijn vrouw:'Evie, wat gaan we doen? Blijven we hier of steken we over?' En warempel ik kreeg een echt antwoord. 'Ik kan mijn moeder toch niet achterlaten Leen.' Zo kozen we voor het Warga Negara Indonesia, het Indonesische staatsburgerschap. Mijn vrouw blij. Ik blij. Mijn zonen niet zo blij, want ze kregen het op straat soms hard te verduren. Indonesische jongeren daagden hen uit. Ze wilden met die twee op de vuist. Telkens wanneer er weer een familielid of kennis vertrok, kregen we het weer even moeilijk. Hadden we de juiste keuze gemaakt? Maar wij namen zelfde beslissing. Vele Indische mensen ervoeren dat er een vonnis over hen werd geveld. Zij wilden dolgraag naar Nederland, maar konden hun Nederlanderschap niet aantonen. Do cumenten waren zoekgeraakt of in de oorlog verloren gegaan. Of ze konden het reisgeld om ambtelijke gegevens te vergaren eenvoudig weg niet betalen. Stel je woonde in Soerabaja en je moest naar het grote archief in Djakarta om een kopie van het geboortebewijs van één van je ouders op te halen. Dan kwam je voor vervoer- en verblijf kosten te staan. Niet mis als je nog geen roepia te spenderen had. Trouwens, in Indonesië verbleven tienduizenden Indische mensen die nooit door hun vaders waren erkend. Die konden nergens aanspraak op maken. Wat grote indruk op mij maakte was het verhaal van Christie. Vlak voor het vertrek naar Nederland dook zij onder bij haar vriend. Die twee raakten langzamerhand aan lager wal. Ze bedelden in treinen en sliepen onder een brug. Haar familie verzocht de Nederlandse overheid haar op te sporen. Er gebeurde niets. Er was een landgenoot zoek en ze lieten het er zomaar bij! Via een hulporganisatie werd Christie jaren later met haar ouders en zusters herenigd- teen, Djakarta 1952 december 2005 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2005 | | pagina 19