De doodsscène van Ri; als wees heeft ze niemand om op terug te vallen. Zelfs met beurs en ren teloos voorschot, redt ze het amper. Ze vraagt Pelita Amsterdam om een tegemoetkoming in haar studiekosten, maar de dame daar antwoordt haar bits 'waarom ze eigenlijk studeert als ze geen geld heeft'. Een pijn lijke opmerking die Maria vijftig jaar later nog altijd niet vergeten is. Toch blijft ze 's avonds eten bij Pelita's gaarkeuken; een maaltijd kost tenslotte maar vijftig cent. In 1954 legt ze samen met een medestudent het beste examen af, met de beste prestaties voor zang. De gemeente Amsterdam schenkt haar vervolgens vijfhonderd gulden om haar solistendiploma te halen. Dit gebeurt in alle stilte, want van een operaleven is in die tijd praktisch geen sprake in Nederland. 'ik wist het altijd beter' Tijdens een huisconcert leert Maria mevrouw Geeraths kennen. De Indische dame ziet toekomst in Maria en stelt voor een studie in Italië te bekostigen. Maria:'Als zij me niet had gestimuleerd, was ik nooit naar Italië gegaan. Ik durfde niet, want ik was nog nooit in het buitenland geweest, ledereen krijgt in zijn leven wel een kans. Mevrouw Geeraths is mijn kans geweest.' In Milaan wordt zij de protégee van zanglerares Virginia Baroni. Zij is weg van Maria Bigler, maar laat haar wel weten dat ze niet'Italiaans'ge noeg zingt. Er is nu eenmaal stijlverschil. Maar Maria is door haar goede resultaten te eigenwijs geworden:'Ik heb de beste resultaten van het conservatorium, je kunt me nog meer vertellen, vond ik. Na zes maanden deed ik mee aan een concours en won ik zilver, na twee jaar won ik goud en na drieënhalf jaar won ik de eerste prijs in Milaan, in 1957. Als ik beter had geluisterd naar Virginia Baroni, had ik veel eerderde eerste prijs kun nen winnen. Maar nee, ik wist het altijd beter.' klinkt door de huiskamer. Het is een vreemde van de opera in de beslotenheid van de huiska mer van Maria Bigler. Ze laat het applaus horen.'Brava! Brava Gildal', roept het uitzinnige Italiaanse publiek, nadat Maria haar rol van Gilda, de doch ter van Rigoletto, heeft uitgezongen.'Dat is nu echt Italië', vertelt Maria met zichtbaar plezier,'na de voorstelling wacht het publiekje op. Ze vragen om een handtekening en journalisten staan klaar om je te interviewen.' Ze laat een fragment horen waarin het publiek haar het ene compliment na het andere geeft. Ze noemen haar een 'soprana veramente completa, dol- cissima', en niet te vergeten 'bellissima' natuurlijk. Geef hun eens ongelijk. Maria Bigler is in 1924 geboren in Tegal. Haar Indonesische moeder Nong stierf toen Maria tien jaar was, en haar Indische vader Karl Bigler stierf toen ze dertien was. Haar moeder herinnert ze zich als een lieve vrouw. Haar vader was streng, en dat moest ook wel, want Maria wilde niet le ren en was eigenwijs. Maria:'Als kind kon ik al nazingen. Mijn vader was gek op muziek en kocht grammofoonplaten met de beroemdste opera's. Ik kon Tosca perfect nazingen, ook al kende ik de woorden nog niet. Maar mijn vader was te arm om een piano te kopen.' 'de oorlog was een bevrijding' Op haar dertiende wordt Maria wees. Ze wordt door een buurgezin in huis opgenomen. Op het eerste gezicht hulpvaardig, maar de waarheid is anders. De vader van het gezin misbruikt Maria:'Hij liet me zelfs in mijn slaap niet met rust. Ik heb wel geprobeerd het te vertellen, maar in die tijd geloofde niemand een kind.' De jaren zijn voor Maria zo'n nachtmerrie dat ze blij is als de oorlog be gint en het wezenpensioen stopt. Ze moet weg bij de familie. Maria:'De man had twee gezichten. Naar buiten toe dacht iedereen dat hij zo goed was, omdat hij wezen in huis haalde en voor ze zorgde. Maar binnens huis was het verschrikkelijk. De oorlog was voor mij een bevrijding. De Japanners hebben me ten minste nooit iets aangedaan.' toen begon het leven' Na de oorlog, in 1946, vertrekt Maria naar Nederland, als werkend pas sagier op het vrouwentransportschip de Boschfontein. Ze schrobt elke dag twee keer anderhalf uur de toiletten en badkamers. In Nederland, waar alles nog op de bon is, komt ze metéén jurk, één mantel en één paar schoe nen uit Ataka aan. Ze werkt op kantoor en studeert tegelijkertijd steno en typen. Van de regering krijgt ze zes maanden lang negentig gulden. Zo weet ze in haar levensonderhoud te voorzien. Op een dag trekt Maria de stoute schoenen aan en stapt het Amster dams conservatorium binnen. Nadat ze heeft voorgezongen, wordt ze direct aangenomen.'Toen begon voor mij het leven,'vertelt ze.'Maar ik had geen theoretische kennis en moest een enorme achterstand inhalen. Ik liep erg achter op andere leerlingen.' Het is een hele klus voor Maria, studeren én halve dagen werken, want 42 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2006 | | pagina 42