Keris en schede. Eén van de vele buitgemaakte voorwerpen tijdens de puputans. gelost. De vorst is één van de eersten die sneuvelt. Meerdere salvo's volgen. Een ooggetuige:'Telkens wanneer de projectielen een gat in den witten "schijf" hadden geslagen, sloot de drom zich weer aaneen, tot nagenoeg allen gevallen waren.' Kort daarna stormt een tweede stoet onder leiding van het twaalfjarige neefje van de vorst naar bui ten. 'Een woeste aanval volgde en in het vuur dat op zijne getrouwen werd geopend, raapte een kogel hem ook weg. Met uitzondering van enkelen die zich in de huizen terugtrokken, en van enige gewonden die later herstelden, vond de gehele heldenschaar den dood die zij zocht.' De lijken liggen in een grote hoop opgestapeld voor het paleis. De Baliërs die niet dodelijk zijn getroffen, slaan de hand aan zichzelf. 'Ook zelfmoord had daar op grote schaal plaats, en allen schenen te snakken naar den dood: Sommige vrouwen wierpen als loon voor het gewelddadig einde dat zij van hen begeerden goudstukken aan onze soldaten toe, en stelden zich rechtop voor hen; werd er dan niet ge schoten, zo doorstaken zij zich zelve.' Na deze massacre rukt Rost van Tonningen op naar het tweede paleis van Badoeng. Hier speelt zich hetzelfde bloedige tafereel af. Hoeveel Baliërs die dag in de puputan de dood vinden is onduidelijk. De cijfers lopen uiteen van vierhonderd tot tweeduizend. Imperialisme en opium Het voorval met de Sri Koemala was slechts de directe aanleiding ge weest om Bali te straffen, ofte'tuchtigen', zoals Van Heutsz het stelde. Van Heutsz, die zijn sporen had verdiend in de Atjeh-oorlog, droomde van een machtig Nederlands imperium, de Pax Neerlandica. Hij had als gouverneur-generaal de vrije hand. De Bali-expeditie kan mede verklaard worden vanuit Heutsz'annexatiedrift. Een diepere - obscure - oorzaak voor de Bali-expeditie is wellicht de opiumhandel geweest. Nederland had lange tijd geen interesse in Bali; er viel domweg niets te halen. Echter toen het Gouvernement in 1901 in Nederlands-lndië de opiumregie invoerde, zogezegd om smokkel tegen te gaan, bleken de onafhankelijke staatjes van Bali een obstakel te vormen. Opium was op Balische markten vrijelijk te verkrijgen. Daarnaast vormde Bali een vrijhaven voor de doorvoer van opium naar Oost-lndonesië. Dit moet het Gouvernement zeker hebben tegengewerkt in hun 'war on smokkel'. Vrijwel direct na de val van Badoeng werd ook op Bali de opiumregie ingevoerd. Dit leidde onder andere bij het onafhankelijke staatje Klungkung tot hevig verzet. Het conflict werd uiteindelijk zo hoog opgespeeld dat de vorst van Klungkung met zijn gevolg, twee jaar na de puputan van Badoeng, ook overging tot een puputan. Tal van argumenten zijn aangehaald om de expeditie naar Bali te legi timeren. De voornaamste argumenten waren de slechte positie van de vrouw (lees: weduweverbranding) in de Balische maatschappij, en de tirannieke houding van de Balische vorsten. Door heel Bali onder gou vernementeel gezag te plaatsen zou het eiland moreel en economisch opbloeien. De Nederlanders waren ervan overtuigd dat ze de Baliërs een gunst bewezen. Trots Cokorda Ngurah Made Agung moet van meet af aan geweten hebben dat hij geen schijn van kans maakte tegen de Nederlandse overmacht. Hij wist wat hij over zich afriep. Hij kende de bloedige geschiedenis van de eerdere Bali-expedities die het Gouvernement sinds 1846 had gevoerd. Recentelijk had de vorst nog meegemaakt hoe het de Lombokkers was vergaan in de Lombok-expeditie van 1894. Dat hij met zijn kris en lans geen kans maakte tegen de moderne krijgsmacht van Nederlands-lndië stond vast. Desondanks zag Cokorda Ngurah Made Agung geen andere weg dan die van het verzet. De Nederlandse parlementariër H.H. van Kol, die Bali in 1911 bezocht, geeft het treffend weer: 'Het denkbeeld de overwinning te 24 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2006 | | pagina 24