7k was altijd verkeerd geïnformeerd over mijn moeder;
dat ze slecht was en zich niet om mij bekommerde
Je bent in 1946 geboren uit de liefdesrelatie
van de Japanse officier Nakata-san en de
Indonesische verpleegster Manengkei.
Heb je nog herinneringen uit je kinderjaren
in Makassar?
'Ja, beelden van militairen in de tuin, wij
die moeten duiken bij aanvallen. Ik herin
ner me mijn moeder, mijn vader niet. Maar
ik weet dat hij mij wel heeft gezien. Mijn
vader wilde graag in Indonesië blijven. Hij
sprak vloeiend Indonesisch en wilde rooms-
katholiek worden. Hij heeft heel veel van
Indonesië gehouden, maar alle officieren
moesten terug naar Japan. Mij is verteld dat
hij tijdens de oorlog heeft geprobeerd krijgs
gevangenen als mensen te behandelen. Hij
nam dan zogenaamd een werkploeg mee
naar buiten om een greppel te graven, maar
dan mochten ze achter de bosjes roken.'
Hoe hebben je ouders elkaar leren kennen?
'Mijn moeder verpleegde hem. Ze moest hem
op aanwijzing van een dokter injecties geven
en medicijnen. Hij had geloof ik kalkgebrek.
In 1945 wist hij dat hij naar Japan terug zou
moeten. Hij heeft tegen mijn moeder gezegd:
Als ik dan toch naar huis moet, wil ik dat de
zon hier blijft schijnen. Laten we onze zoon
Nippy noemen, De kleine Japan. In Austra
lië is het een scheldnaam, zoals "mof" voor
Duitsers, maar voor Japanners betekent het
gewoon kleine Nippon.'
Je moeders vriendin Elisabeth Noya-Huwae
zorgde veel voor je. Met haar gezin ben je
met de Molukse Knil-militairen in 1951 naar
Nederland gekomen. Je bent opgegroeid in de
Molukse wijk, besefte je dat je anders was?
'Ik had het niet zo leuk.Tja, ik ben een kind
van de vijand, hè? Maar dat er ook vriende
lijke en fijne vijanden zijn, dat wisten ze niet.
Onder de Duitsers waren ook vriendelijke
Duitsers die gewoon moesten dienen in de
oorlog, anders werden ze zelf gedood.'
Dus je hebt niet zo'n leuke jeugd gehad?
'Eigenlijk heb ik nooit geweten dat het
niet normaal was dat ik gemeden werd. Ik
dacht dat het normaal was om mata tjipit
- spleetoog - of djepang genoemd te worden.
Misschien noemen ze mij zo omdat ik uit
Japan kom, dacht ik. Later kwam ik erachter
dat het een scheldwoord is. Ik kan het wel
begrijpen: ook mijn Molukse familieleden
hebben geleden onder de Japanse bezetting.
Daarom kreeg ik de volle laag. Godzijdank
wist ik niet beter als kind. Dat is mijn redding
geweest, daarom heb ik er geen trauma's aan
overgehouden.'
Toen je achttien was, stond ineens je biologi
sche moeder voor je. Hoe was dat?
'Ik kwam net uit de kerk in Moordrecht. Ik
stapte de keuken in: stond daar ineens mijn
moeder. Dat was schrikken. Ik was altijd ver
keerd geïnformeerd over haar. Ze zou slecht
zijn en zich niet om mij bekommerd hebben.
Ik haatte haar. Op dat moment heb ik met
mezelf afgesproken: nooit van mijn leven zal
ik kinderen manipuleren. Die levensinstelling
hanteer ik als docent, als coach, als vader en
als opa. Kinderen moetje niet naar jouw ei
gen wil vormen, je moet ze coachen. Je moet
ze van alles op de hoogte brengen, maar ze
moeten hun beslissingen zelf nemen. Jij kunt
ze dan terzijde staan.'
Het was een grote schok dat het beeld van je
moeder niet klopte?
'Ja, ik ben weggelopen van huis. Ik belandde
in Rotterdam tussen de hoeren en de al
coholisten en de zwervers op het Centraal
Station. Ik ben bij een streetgang terecht
gekomen en van daaruit in de gevangenis. Er
was een roofoverval, waar ik niet aan deel
genomen had, maar wel bij was. Ik werd op
gepakt en heb alle schuld op mij genomen.
Alle anderen mochten toen naar huis gaan
en ik bleef. Zes maanden lang mocht ik met
niemand praten, kreeg eenzame opsluiting.
Toch heb ik er geen kwaaie gevoelens aan
overgehouden. Ik word meestal niet kwaad,
maar ben verwonderd of verbaasd. Die
karaktertrek heeft me gered, anders was het
met mij net zo afgelopen als de jongens van
die bende.'
Wanneer ben je op zoek gegaan naar je vader?
'Ik speelde in Bourbon Street, een club in
Amsterdam. Daar zat een jong Japans echtpaar.
Ik ging naar hen toe en maakte een praatje. Ze
vroegen waar ik vandaan kwam en ik vertelde
dat mijn vader Japanner was, maar dat ik hem
niet kende. De vrouw stelde me een paar vragen
en schreef alles op. Een maand later rolde alle
informatie over mijn vader uit de fax. Dat was in
1995. Ondertussen had ik contact opgenomen
met de vereniging Japans Indische Nakomelin
gen en zij hebben voor mij bemiddeld.'
Hoe reageerde je Japanse familie op
je toenadering?
'Na bemiddeling en familieberaad ben ik
uiteindelijk door mijn drie broers uitgenodigd.
Eerst reageerden ze terughoudend, want in
Japan is het nog steeds een schande dat een
Japanse officier terugkomt uit een verloren
oorlog. Dat mag niet, hij moet daar sterven op
het slagveld. Zijn terugkomst was een schande.
Hij is maar met z'n oude fiets werk gaan ge
nereren. Elke dag fietste hij tegen een berg op
om boven groenten in te kopen. De groenten
verhandelde hij beneden in de haven tegen vis
en de vis vervolgens weer voor rijst. Zo heeft hij
zichzelf in leven weten te houden. Uiteindelijk
bouwde hij een supermarkt op. Een van mijn
halfbroers heeft die supermarkt overgenomen.
Mijn andere broer heeft een scheepswerf en de
derde een taxibedrijf in Zuid-Japan.'
Hebben je broers je geaccepteerd?
'Mijn broer zei tegen me:"Nu jij hier bent, is
het voor ons duidelijk wat er aan de hand is
augustus 2006 15