Peggy, de weduwe van Sjoerd Lapré:
Kolonel Sjoerd Lapré (Batavia, 1920) was jarenlang het boegbeeld van de
Stichting Japanse Ereschulden. Hij was drager van de Militaire Willems Orde
vanwege zijn optreden tijdens de bersiap en de twee politionele acties. Echt
genote Peggy was meer dan 45 jaar zijn beste kameraad. Een dubbelportret.
MARJOLEIN VAN ASDONCK O OTOGRAFIt FRÉDÉRIOUE BOSCH-VLAMINGS
'We deden het samen'
Peggy Lapré-Meeng wordt in ig28 in Batavia geboren. Haar kleutertijd
brengt ze in Rangkasbitoeng door, waar ook de familie Lapré woont.
Beide vaders werken daar bij het Staatsspoor.
Peggy: 'De jongste Lapré, Ronnie, was even oud als ik. Onze families
kwamen veel bij elkaar over de vloer en wij speelden dan samen. Ik
was een ukkie van drie, vier jaar. Sjoerd was al twaalf. Een wereld van
verschil op die leeftijd. Op een gegeven moment werd mijn vader naar
Buitenzorg overgeplaatst en we hebben elkaar niet meer gezien.'
Ondertussen verhuist het gezin Lapré ook regelmatig. Sjoerd gaat naar
de hbs in Bandoeng en volgt de laatste paar klassen op de KW III in Bata
via. Hij blinkt uit op de atletiekbaan. Ook de Meengs zijn sportief.
Peggy: 'De familie Meeng.dat is voetbal. Mijn oom Frans Meeng
speelde nog bij het Indisch bondselftal en is naar Holland afgereisd om
het tegen het Nederlands elftal op te nemen. Ook mijn vader was een
voetbalfanaat. Als mijn vader moest voetballen, keek hij 's morgens
naar de top van de Goenoeng Salak. Was die in wolken gehuld, dan
pakte hij een biting van de sapoe lidi, reeg er lomboks en bawang aan
en plaatste de stok op het dak met wat as, in de hoop dat het dan niet
zou regenen; er moest immers gevoetbald worden!
Mijn vader organiseerde altijd van alles. Toen in Europa oorlog dreigde,
was ons huis de verzamelplaats voor een wandelmars en een voetbal
wedstrijd die geld bijeenbracht voor het Spitfirefonds. Met school haal
den we in vrachtauto's allerlei aluminium spullen op, zoals pannen. Die
zouden dan omgesmolten worden. Indië deed alles voor Holland.'
Indië mobiliseert. De inmiddels 22-jarige reserve-tweede luitenant der
infanterie Lapré is gelegerd in Cheribon. De sectie krijgt opdracht een
brug te bewaken. Na de Indische capitulatie op 8 maart, moet de sectie
vitale objecten en materieel vernietigen. Ook voeren ze locale acties uit
om de rust te handhaven en plunderingen tegen te gaan. Wat te doen?
Guerrilla voeren, vluchten naar Australië? Uiteindelijk ontbindt Lapré zijn
sectie en meldt zich als krijgsgevangene bij het eerste Depot Bataljon
in Bandoeng. Hij is veel te laat, dus krijgt hij een flink pak slaag van de
Japanners.
Peggy:'Toen ik in de zevende klas zat, was het afgelopen met het
leuke leventje. De oorlogsdreiging was eng, maar tegelijk spannend,
ledereen nam een pan mee naar school, om je hoofd te beschermen bij
bombardementen. Mijn vader had voor mijn broertje en mij speciaal
metalen helmen laten maken bij de SS. Het ding was zo zwaar dat ik
helemaal scheef fietste. Ik vond het maar niets; ik wilde ook een pan,
net als mijn vriendjes!
Toen de Japanners eenmaal binnengevallen waren, werd ik uit angst
een jongenskop geknipt. Mijn vader moest als hoofd signaalwezen bij
de spoorwegen blijven werken. Hij moest een band om de arm dragen
met de Japanse vlag erop. O, wat had hij daar een hekel aan! Hij ver
frommelde het ding altijd zo datje de rode bol niet goed kon zien.
moesson