Brief van een koloniaal Indisch gedicht Tempo Doeloe SAMENGESTELD DOOR BERT PAASMAN EN PETER VAN ZONNEVELD Tussen de talrijke gedichten en liedjes over Indië bevindt zich ook een groot aantal smartlappen, zoals 'De brief van een Ko loniaal aan zijn Moeder' en 'Moeders antwoord'. Duidelijk ge schreven door iemand die Indië niet kende en die alleen kon fleuren met het woord koelie. Het is natuurlijk onzinnig dat KNIL-soldaten in het kreupelhout tegen koelies moesten vech ten, de tekst zal eerder naar aanleiding van een koloniaal con flict als de Atjeh-oorlog ontstaan zijn. Het lied doet wel een sentimenteel beroep op de menselijkheid: de ogen van de ko loniale tegenstander doen de soldaat denken aan de ogen van zijn moeder, wie kan dan de tegenstander nog ombrengen? Een voorloper van 'Twee reebruine ogen die keken de jager aan'? Verder wordt de aandacht gevestigd op verdriet en angst van de achterblijvers. Zulke smartlappen verschenen in gedrukte liedboekjes en liedblaadjes tot diep in de twintigste eeuw. De liedjes werden op markten en soms zelfs aan de huisdeur ten gehore gebracht. Het KNIL zal er niet blij mee geweest zijn. (Het Nederlands Volkslied Archief van het Meertens Instituut in Amsterdam bewaart er vele, soms zijn ook de melodieën daar terug te vinden.) Brief van een Koloniaal aan zijn Moeder De tijd dat ik U moest verlaten Toen huilde m'n hart van verdriet Ik had me toen laten bepraten Vergeten kan ik U niet. Ik denk steeds aan Uw lieve oogen En aan Uw zacht glanzende haar Ik zal U ook nimmer vergeten En zie U terug na zes jaar. Driejaren zijn er nu verstreken God moeder, wat lijkt me dat lang Ik heb nu het leven bekeken En ben thans voor niemand meer bang. Ze zeiden ik moest zooveel leeren En worden een man van de daad Want spoedig ging men patrouilleeren Dan werd ik eerst dapper soldaat. En toen de tocht ging beginnen Moest 't kreupelhout worden doorzocht Begon ik mijn les te begrijpen Ontwaarde ik waar ik voor vocht. Een koeli met groote oogen Die keek me zoo smeekend aan En toen ik hem neder zou vellen Toen greep de ontzetting me aan. Zijn oogen geleken mij spiegels Waarin ik Uw beelt'nis zag staan Zoo'n mensch heeft toch ook 'n moeder Waar hij niet van heen mocht gaan. Daarom spaarde ik toen zijn leven Zooiets mocht ik niet voor U doen Beëindigen moet ik mijn schrijven En geefU in gedachten 'n zoen. Moeders antwoord Je brief heb ik gister ontvangen God jongen, ik was al zoo bang Ik kon soms zoo hevig verlangen En wachten duurt altijd zoo lang. En watje me nu hebt geschreven Dat heeft heeft me zoo goed weer gedaan Je bent toch mijn jongen gebleven Al ben je hier mijlen vandaan. Toen jij naar de Oost bent vertrokken Toen deedt het mijn moederhart pijn Ik was er zoo erg van geschrokken Hoe kon je zoo wreed voor me zijn. Hoe kon je je moeder verlaten Je was toch mijn eenige schat Met jou kon ik enkel maar praten Omdat er veel goeds in je zat. En waar ik het meeste om treurde Mijn moederhart huiveren deed Dat was steeds die nare gedachte Misschien wordt mijn jongen zoo wreed: Want onder die ruwe soldaten Daar wordt bijna ieder gemeen En jij kon de slechtheid zoo haten Jij hield van je moeder alleen. En nu ik je brief heb gelezen Die jij naar me zond uit de Oost Nu zal ik niet angstig meer wezen Nu voelt zich je moeder getroost. Jou gelden altijd mijn gebeden Zal jij 't voor je moedertje doen? Dan wordt het veel lichter geleden Ik eindig mijn brief met 'n zoen. september 2006

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2006 | | pagina 31