'Het gaat om de emotie' Wat is Pencak Si Pencak Silat betekent De wortels liggen in Zi ontwikkelde het zich vanaf de zevende eeu niken uit India gebru kunst als onderzoek r gedrag. Ze ontdekten i tieve emoties hebben uiten. Zolang menser gevechten geweest e 34 moesson Schoonheid van bewegen Op de Pasar Malam in Den Haag kwam ik voor het eerst in aanra king met Pencak Silat. Ik vond er eigenlijk niks aan. Het was meer op vechten dan op dansen gericht. Later kwam ik in Zeist in aanraking Molukse achtergrond, waar ik slechts het krijgsdansen kende, stapte ik de Indische wereld in. Ik ben oprecht voor de schoonheid van de ge vechtskunst gegaan en ik ben daar vrij spiritueel ingestapt. Het is ook écht een kunst, geen vechtsport, maar een gevechtskunst. Ik was een serieuze leerling, ik had veel interesse in Pencak Silat. Het was een soort academie waar ik naartoe ging. Het ging er heel ont spannen aan toe. We waren met een leuke groep mensen en vormden krijgen. Charles heeft onder andere aan projecten in Zuid-Amerika en Bosnië-Herzegovina meegewerkt, maar ook in Nederland is hij actief en zet hij zich in voor de zwakkeren in de samenleving. Als choreograaf werkt hij met dak- en thuislozen samen aan theaterproducties. Vol gende week vertrekt Charles wederom naar Bosnië waar hij zich door middel van theater en dans inzet voor de jongeren. Zodoende draagt hij op zijn manier bij aan de wederopbouw van het land. Sinds 1990 is hij tevens als Pencak Silat-docent verbonden aan de Vooropleiding The ater in Utrecht. Charles Renoult leeft vanuit de gevechtskunst Pencak Silat, hij is Pencak Silat-danser, choreograaf, trainer, docent en coach. Charlesr'Pencak Silat is één grote gevechtsdans.' 11 rcuyc Anoman-stijl.eenspecTalisme binnen Pencak Silat, en toen heb ik trainingen gevolgd bij Paatje Phefferkorn. Vroeger vond ik dat Indonesische zo traag gaan, maar de gevechtsdans vond ik later erg indrukwekkend. De schoonheid van het bewegen trok me aan. Vooral het samengaan van dans en gevecht interesseerde me. Vanuit mijn

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2006 | | pagina 34