De oudgast spreekt Velen gingen vroeger naar de Oost om er in korte tijd kapitaal te vergaren en dan terug te keren naar het vaderland. Het verblijf in Indië liet echter niemand onberoerd. Eenmaal terug in patria kon men soms heftig naar Insulinde verlangen. In het satirische Indische weekblad De Zweep verschenen in 1922 tal van gedich ten en rijmpjes. De Leidse studente Annemarije Elderhorst vond bij haar onderzoek naar dit blad het volgende gedicht, van de journalist P. Kloppers. Het geeft op simpele wijze het heimwee weer van een oudgast die zijn schaapjes op het droge heeft; in Holland krijgt hij 'soms een vreemd verlangen/ Naar 't wonder van de Oost'. De laatste vier strofen luiden: Indisch gedicht 6 Tempo Doeloe SAMENGESTELD DOOR BERT PAASMAN EN PETER VAN ZONNEVELD Ik leef nu kalmpjes ergens buiten, Ik heb een villatje gekocht. De kachel staat er rood te gloeien, Terwijl het om mijn oren tocht. De wind giert door de dennenbosschen De hagel geeselt mijn gelaat, En ik...ik denk aan zonneweelde Van 't tropische klimaat. Ik draag sinds iang weer wollen pakken De witte heb ik weggedaan. Ik zie me in pakejan toetoep Alleen soms nog op foto's staan. Dan kan ik uren zitten droomen, Tot 'k alles om me heen vergeet, Dan denk ik aan de stille rimboe, Waar ik mijn leven sleet. Het is me hier soms vreemd te moede, Want alles is zoo knus en klein. 'k Heb te veel jaren rondgezworven, Om in een poppenhuis te zijn. w Wanneer ik hunker naar de ruimte, f En 't heimwee m' eensklaps overmant, Dan kan ik fel terugverlangen Naar 't tweede vaderland! Maar langzaam komt dan de berusting, Het is zoo maar 't best misschien. Voorbij, voorbij mijn jonge jaren, 'k Moet nu...mijn grijze haar ontzien. De dorpsklok beiert in de verte, De klanken dringen tot me door, 't Is...of ik het eentonig liedje Der gamelang weer hoor. P. Kloppers oktober 2006

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2006 | | pagina 33