Zes van de acht vermoorde
kinderen Engelenburg, in leeftijd
variërend van g tot n jaar.
Het oorlogsgravenkerkhof Kembang Kuning in Surabaya is indrukwek
kend. Duizenden witte kruisen van WO-ll-slachtoffers staan keurig in
lange rijen naast elkaar en als je er langs loopt, hergroeperen ze zich
in steeds andere wiskundige patronen van diagonalen en loodlijnen.
Helemaal vooraan liggen de kinderen. Hun kruisen zijn kleiner dan van
de volwassenen, die van de meisjes eindigen in een bloempatroon.
Jongens en meisjes liggen gelukkig wel bij en door elkaar.
Mijn broertje ligt op rij BBB, nummer 22. Hij stierf, 6 jaar oud, in 1944
in kamp Ambawara 6. Ik bezocht zijn graf in 1974 en 2003. Beide keren
viel me op hoeveel kinderen Engelenburg er in zijn omgeving lagen, 8
in totaal, 5 meisjes en 3 jongens, in leeftijd variërend van 3 tot 11 jaar.
Welke ramp was hen overkomen? Allen overleden op 29 oktober 1945,
in het begin van de bersiaptijd.
Thuisgekomen ging ik op zoek in de archieven en stuitte op een
tocht die 7 pemoeda's op die dag maakten langs 4 bergdorpjes boven
Malang.op zoek naar (Indo)-Europeanen. Ze vonden en doodden er 38,
merendeels vrouwen en kinderen.
Dit is het verhaal van 14 van hen, de Engelenburgs en de Moormanns.
Roos Engelenburg en Ineke Moormann die bij toeval de slachting ont
liepen, waren toen meisjes van 13 en 15 jaar. Nu, 60 jaar later, kost het
hen nog veel moeite om te vertellen wat hun familieleden overkwam.
Ik heb niet aangedrongen op details. De feiten spreken eigenlijk ook
voor zich.
Een beetje oorlog
Malang is in de jaren '30 één van de mooiste plaatsen van Indië en het
centrum van een bergachtig gebied vol plantages: rietsuiker, koffie,
thee, bananen, sinaasappelen, kapok.
Boven Malang, in de aanloop van de hoogste berg van Java, de Soe-
meru (3.600 meter), liggen enkele bergdorpjes temidden van sawah's
en plantages.Toempang ligt het laagst, op zo'n 600 meter boven de
zeespiegel. Vanuit Malang gaat enkele keren per dag een stroomtram
naar dit plaatsje, een tocht van 20 kilometer. Wil je van Toempang
verder de heuvels in, naar successievelijk Watesbeloeng, Ngadireso of
Pontjokoesoemo dat op 900 meter hoogte ligt, dan neem je een dokar,
een paard-en-wagen, om dan onder het geklikklak van de paardenhoe
ven de soms steile weg naar boven te gaan. De plaatsjes liggen zo'n vijf
kilometer uit elkaar aan de weg die naar boven loopt. Stil is het hier,
mooi en vredig.
In Watesbeloeng woont de familie Moormann al jaren in een groot ste
nen huis bij de rivier en naast een weids sawah-landschap. Vader Moor
mann stamt uit een plantersfamilie, net zoals zijn vrouw Marie (Riep)
Vlaanderen, geboren in 1895. Ze trouwden in 1914 en hebben samen 12
kinderen gekregen waarvan er nog 11 leven, 4 dochters en 7 zoons. De
oudste zoons helpen mee in de plantage. Het is altijd druk in huis.
De verovering van de kolonie door het Japanse leger maakt in 1942
een abrupt eind aan het ritme van het plantersbestaan. Vader en de
jongens worden geïnterneerd, zoals uiteindelijk alle (Indo-)Europese
mannen van 17 tot 60 jaar. Voor de vrouwen en kinderen geldt dat
totoks al snel ook opgesloten worden en als volbloed Hollandse gold
dat ook voor Riep. Maar de Japanners laten haar met rust. De reden is
vermoedelijk dat zij in het dorp een belangrijke rol vervult. Ze heeft
ervaring als verpleegkundige en gaat bij nacht en ontij op pad om zie
ken te verzorgen en doden af te leggen. Zij beheert ook het plaatselijke
medicamenten-depot. Riep is geliefd in de buurt.
Op de familiefoto's staat ze als een stevige, kordate moeder en huis
vrouw. Maar naarmate de oorlog vordert merkt ze dat haar krachten
beginnen te slinken. In haar jeugd heeft Riep (nu bijna vijftig) een
zware longontsteking gehad en moet leven met nog maar één functio
nerende long. Ook het gebrek aan voedsel sloopt haar krachten.
oktober 2006