generaties te versterken. De verhalen worden uitgegeven door KIT-
publishers. Onlangs verscheen, na Lied van een tokeh en Neffer karn
bek, een nieuw boek van de auteurs met de titel: De jaren van asal
oesoel. Deze maand een verhaal uit dit nieuwe werk.
Tjaal Aeckerlin en Rick Schoonenberg werken samen aan het project
Katanja... Het is een interviewproject om de dialoog tussen Indische
...Mijn Ambonese grootvader was een vrome godsdienstleraar, die zijn
zonen bijbelse namen had gegeven: Simon, Johannes en Jacobus. Zoals
overal in Indië veranderden deze namen al snel in Mon, Boes en Nan
nie. Alle drie waren ze voorbestemd om voorbeeldige burgers te wor
den. Twee ooms - één ervan was mijn pa - lukte het ook daadwerkelijk,
maar oom Nannie maakte er een potje van. Hij voltooide onder druk
van mijn opa nog wel de ambachtschool. Hij bleek een goed vakman in
houtbewerking te zijn, maar zijn dromen lagen elders.
Oom Nannie had geen zin in een regelmatig bestaan. Hij werkte in
dienst van Chinese handelaren in Clodok als uitkaaier. Een uitkaaier
moest geld ophalen bij wanbetalers. Goedschiks of kwaadschiks. In
Glodok was men uitermate tevreden over zijn inzet. Het percentage
schuldenaren daalde gestaag. Van zijn opdrachtgevers kreeg hij de
koosnaam 'Nkoh Sinjo'. Nkoh was het Chinese woord voor broer en
Sinjo was het Maleise woord voor jongeman. Mijn vader zei wel eens:
'Neem nou eens een fatsoenlijke baan.'
Oom Nannie die heerlijk op een bultzak lag, antwoordde: 'Paarden en
karbouwen werken, maar Nannie niet.'
26 moesson