L
Katanja... p Tempo Doeloe
Eens in de veertien dagen kwam oom logeren. Hij sliep dan bij ons op
de jongenskamer. Natuurlijk wilden wij alles over zijn leven weten.
'Oom Nannie, ga dan dongèng, ga dan lekker vertellen.'
Zo kwam ik te weten over de onderwereldfiguren Scipio en De Winter,
die strijd leverden om een mooie Soendanese vrouw. Over de 'nacht
vlinders', de prostituees die in gouvernementshuisjes in bepaalde
buurten van Tjideng en Petodjo huisden. En de ambtenaren in het
havengebied, die niet vies waren van smeergelden.
Maar ik kreeg ook de andere kant van Oom Nannie
te zien. Hij liet zweren op de voeten van een In
donesische bedelaar behandelen en zorgde
vervolgens voor gepast schoeisel. En hij
bad met ons voor het slapen gaan. Voor
mijn ouders, mijn broertjes en zusjes,
zijn geliefden en iedereen die het
moeilijk had. Zo kende ik hem ook.
De buitenwereld zag wellicht een
schurk in hem, voor ons was het
gewoon oom Nannie.
Bogor, ca. 1935
Vlak voor de inval van de Japanners
deden mijn oom en mijn vader geza
menlijk een voorspelling. Ze deden uit
de doeken hoe de Indische samenleving
met de komst van de Japanners op zijn kop
zou worden gezet.'Let op mijn woorden Bertje.
Let op!', besloot oom het gesprek. Niet lang na zijn
bezoek moest hij een tijdje 'op vakantie' in Semarang. Hij
had een wanbetaler net iets te hard aangepakt.
Oom Nannie en mijn pa kregen al snel gelijk. Na de eerste oorlogs
maanden verging het de Hollanders en de Indische mensen al snel
slechter. Interneringen, het stopzetten van betalingen, Japanse of
ficieren die huizen in beslag namen en de Japanse propaganda die
een vijandige sfeer tegen deze bevolkingsgroepen kweekten. Veel
vrouwen, wier mannen geïnterneerd of gevangen zaten, trokken weg
uit de gevaarlijke wijken, omdat ze zich bedreigd voelden. En omdat ze
steeds meer op hun reserves inteerden. Zo waren er heel wat families
die soms al voor de derde keer verhuisden. Eerst vertrokken ze naar
een aardige woning in een redelijke buurt. Vervolgens belandden ze in
de garage van een mindere buurt. Om ten slotte te eindigen met een
bundeltje kleren en twee tikars, twee slaapmatjes, op een kamer in een
gang, een achterafstraatje van een kampong.
Ik bezat een groepje vrienden die ik kende van de gereformeerde kerk
in Batavia. We woonden allemaal in de wijk Meester Cornelis. Onze
'club' bestond uit vier jongens van Indonesische, en drie van Indische
afkomst. We werden gevraagd de families te ondersteunen bij de ver
huizingen. 'Verhuisbedrijf de Crobakjongens' was geboren.
Onze eerste grobak, handkar, huurden wij voor één gulden vijftig. We
verhuisden Mevrouw de Crooy die bijna geen spulletjes meer bezat;
alleen wat meubeltjes, keukengerei, borden, glazen en een bundeltje
kleren. Haar eenkamerwoning - met een gat in de grond voor het
drinkwater, en een ander gat in de grond om je behoefte in te doen
- bevond zich in een bedroevende staat. Voor de lol zette ze haar doch
ters op de grobak.'Dan lijkt het nog wat', zei ze gekscherend.
De platte bak met de metalen wielen veroorzaakte een
oorverdovend lawaai. 'Kleteng... Kleteng... Kleteng...',
klonk het door de straten. De 'trekkers' stimu
leerden de'duwers'en andersom, door allerlei
liederen aan te heffen. Religieuze, krontjong
en gefluisterde Hollandse gezangen. Zo
kwamen we op onze bestemming in
Kramat aan.
Na vele verhuizingen met leenkarren
kwamen we op het idee om een eigen
grobak te fabriceren. De familie van
Iwan bezat een tuinhuisje in de wijk
Tjililitan. Uit een kampong daar konden
we vier wielen plus een reservewiel en de
bijbehorende assen kopen. We gaven onze
grobak, de enige op luchtbanden, de naam
Sloeber Boogie.
Onze werkzaamheden werden door de Japanners
oogluikend toegestaan, maar vaak moesten we aan de
seinendans: aan de Indonesische burgerwachten ons persoons
bewijs laten zien. Ze maakten nooit echt een probleem.
We besloten de Sloeber Boogie in te zetten voor het ophalen van rijst,
groente en vruchten onder leiding van het Pertoeloengan Orang Pera-
rtakan (POP). Het POP bood ondersteuning en distribueerde eten aan
behoeftige Indische mensen. Naast transport, hielpen we op maanda
gen mee met het uitdelen van het opgehaalde voedsel. Op donderda
gen haalden we grote pannen en ketels met bouillon bij slagerij Jenne
op. Wanneer wij bij de garage in de Kerkstraat aankwamen, stonden de
mensen al met hun pannetjes te wachten.'Wanneer komt de normale
tijd terug?', was toen een veel gehoorde uitspraak. Ons verhuisbedrijf
wilden de Japanners wel door de vingers zien, maar de gratis voedsel-
verstrekking en het uitdelen van bouillon niet. Het kon niet voor altijd
duren, dat voelden we aan.
Oom Nannie ontmoette ik pas na de oorlog weer. Zijn Chinese vrouw
droeg een baby in haar armen, met een bijbelse naam...
Bert, Batavia r943
januari 2007 27