Batavia Jan Prins Indisch gedicht 6 Tempo Doeloe Jan Prins (1876-1948) was een marine-officier die veel gedichten over Indië schreef. Hij heette eigenlijk C.L. Schepp, en werd vooral bekend vanwege zijn poëzie over het Indische landschap. We namen al eerder werk van hem op. Ook aan steden als Soera- baja en Batavia heeft hij echter gedichten gewijd. Louis Couperus roept aan het eind van De stille kracht een desolaat beeld op van de hoofdstad van Indië: verlaten lanen in een zwaarmoedige sfeer. Jan Prins doet in zijn gedicht 'Batavia' iets verge lijkbaars: in zestien strofen schetst hij een stad van vergane glorie en verval. Tegelijk wordt echter al iets van het nieuwe zichtbaar. Het gedicht is gepu bliceerd in de bundel Verschijningen (1924). We geven hier alleen het slot weer: moesson Hier, uit de wildernis van boschrand en moeras wies de gemeenschap eens der mannen van het Westen hier was het, dat hun zelfverzekerdheid zich vestte dat hun de wereld als een wettig erfgoed was. Van hier, over den valen einder, wijd en zijd brak de onweerstaanbaarheid zich baan van hun begeeren wisten tegenslag in voorspoed zij te keeren en van hier, torenhoog, klom hun vermetelheid. Maar in het schamele van den huidigen staat 's van dien ouden praal niets aan de stad gebleven wat naar grootheid ging heeft zich in haar begeven zooals een stem zwelt in een grot, en dan vergaat. Nu ligt zij als de bouwval van een dood geheel in de overstelping van beginselloozer tijden. Onzeker nog, maar onmiskenbaar toch, bereiden zich nieuwe vormen voor aan ieder onderdeel, en in de schemering der oud geworden lanen valt hier en daar een sedert lang verlaten huis m de berusting der vergetelheid aan gruis... Om den rand van het dak strengelen zich lianen. SAMENGESTELD DOOR BERT PAASMAN EN PETER VAN ZONNEVELD

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2007 | | pagina 30