'De HELE REIS waren we doodsbang DAT OOK Wij HET NIET ZOUDEN REDDEN' •OR HENK HOVINGA ARMANDO ELLO Terwijl de meeste Nederlandseen Indische burgers in het I V eerste oorlogsjaar uit hun banen worden gezet en in Japanse V interneringskampen verdwijnen, krijgen de technici van het gloednieuwe en ultramoderne radiostation Dajeuh-Kolot bij Bandoeng juist opdracht om dóór te werken. Het in 1936 geopende verreikende kortegolfstation is van levensbelang voorde Japanse oorlogsmachine. De Nederlanders die ook bezig zijn met wetenschap pelijke experimenten wordt aanvankelijk weinig in de weg gelegd. Pas in de loop van 1943 komt er een eind aan hun betrekkelijk vrije leventje. Dan worden zij gedwongen te verhuizen naar het sombere Tjiboenoet- kamp, in het hart van Bandoeng. Maar ook na hun internering moeten ze blijven werken bij het radiostation. Ze krijgen een speciale band om de arm en worden de poort uitgestuurd om naar hun werk te gaan. Het dagelijkse leven in het kamp wordt ondertussen wel steeds moeilijker. De voedselrantsoenen slinken en de Japanners beperken steeds sterker de bewegingsvrijheid. Paulien Leis, dochter van ingenieur Henk Leis, is tien jaar als haar vader thuiskomt met een onheilspellend bericht. Vijf technici van het kortegolfstation zullen worden gedeporteerd naar Japan om daar hun wetenschappelijk werk voort te zetten. Dat zijn de elektrotechnisch ingenieur Willem Frederik Einthoven en zijn tweede man ir. Henk Leis. Verder worden ook de technici Levenbach, Leunis en Hasenstab aange wezen voor werk in Japan. Dochter Paulien - nu mevrouw Greeven-Lels - kan het zich allemaal nog precies herinneren: 'Mijn ouders waren tegelijkertijd woedend en rade loos. Einthoven had geweigerd om aan het Japanse bevel te voldoen. Maar daar hadden de Japanners geen boodschap aan. Ze besloten dat ook de gezinnen van de technici dan maar mee naar Japan moesten als gijzelaars. Zo werden wij het onderpand voor onze vaders. In ons gezin waren dat dus mijn moeder, ikzelf en mijn broertje Murk die toen drie jaar was. In totaal ging het om vijf families. Dat waren tweeëntwintig mensen: elf volwassenen en elf kinderen. Eerst zijn we met een coaster I naar Singapore gebracht. Daar moesten we wachten tot M er een konvooi was samengesteld waarmee wij naar Tokio zouden varen.' Tussen de torpedo's 'Zaterdag 11 maart 1944 zijn we uit Singapore vertrokken met het Fran se schip Aramis dat voor de oorlog lijndiensten onderhield in Indochi na. Het was door de Japanners gekaapt en herdoopt tot Teia Maru. We voeren altijd in het centrum van het konvooi. In het begin waren dat ongeveer elf schepen die vanwege het loerend gevaar van torpedering z'gzagger|d hun weg naar Tokio zochten. De eerste paar dagen was het rustig, maar daarna hebben we vier torpedoaanvallen gehad. Ik heb twee olietankers de lucht in zien vliegen en exploderen. De hele reis waren we doodsbang dat ook wij het niet zouden redden. Uiteindelijk kwamen we op 26 maart 1944 toch veilig aan land in Shimonoseki. Na eindeloos oponthoud in de ijzige kou werden we in een geblindeerde treinwagon naar Tokio gereden. Vandaar ging het midden in de nacht naar een paar verlaten huizen waarin, naar later bleek, voor de oorlog de ambassade van Chili was gevestigd. Ik herinner me dat we op een bepaald moment, in volledige duisternis, doodmoe en uitgeput ergens werden ondergebracht in twee duistere huizen. Zonder verder om ons heen te kijken zijn we op wat bedden neergevallen. Pas de volgende morgen ontdekten we dat het redelijk Europees ogende, maar uiterst karig gemeubileerde huizen waren. Maar er waren tenminste wel bedden. We hadden, afhankelijk van de grootte van de familie, één of twee kamers tot onze beschikking. Na onze aankomst in Tokio hebben de Japanners ons eerst even tot rust laten komen. Maar al na een paar dagen moesten de mannen aan het werk. Dat was in een laboratorium in Ikuta bij Noborito, anderhalf uur reizen vanaf ons onderkomen. Eerst werden ze altijd begeleid door een soldaat van de Kempeitai, de militaire politie. Die woonde ook op het erf en dat was geen slechte man. Hij moest onze mannen elke dag naar en van het werk begeleiden en ervoor zorgen dat ze niet wegliepen. Op het grote station van Tokio stapten ze op een trein naar Noborito. Het laboratorium waar ze moesten werken was gevestigd in een paar gebouwen boven op een met dichte bos sen begroeide heuvel. Via een bospad moesten ze dat hele eind naar boven sjouwen. Het laboratorium behoorde tot het Japanse radio- januari2007 41

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2007 | | pagina 41