DOORTJAALAECKERLIN EN RICK SCHOONENBERG O FOTO'S KIT TROPENMUSEUM, AMSTERDAM
uitverkoop
gelvrij verklaard waren. Door de afwezigheid van de mannen drongen
brutale heren, uit alle bevolkingsgroepen zich ongevraagd op.'Ach
liefje, kom maar bij mij wonen,' had ik menigmaal mogen beluisteren.
Ze stonden er op om zelf met hun waar de straat op te gaan en Stella,
de oudste van de twee, benadrukte dat ze de kunst van het slaan, trap
pen, schelden, bijten en krabben verstond.
Stella kreeg in ons buurtje de status van 'lief, maar levensgevaarlijk',
nadat ze een jongen met een bamboestok van zijn fiets afranselde die
mijn broertje Paulie per ongeluk met een mangga-pit op het hoofd
had getroffen.
Om ook een steentje bij te dragen, besloten Paulie en ik om werk te
gaan zoeken. We struinden Bandoeng af en kregen een baantje bij een
Chinees aan de Rozenlaan. Deze verkocht houtskool in krandjangs, ge
vlochten manden, aan de Japanners. Wij vulden de korven. De onderste
laag bestond uit redelijke brokken, gevolgd door een laag van slechte
kwaliteit die we afdekten met deugdelijke brokken. Zo had de Chinees
het ons opgedragen. 'Ik verkoop ze troep,' zei hij ongekend fel.
Van het selectiewerk werden we pikzwart. Het gruis en stof ging in
onze poriën en neusgaten zitten. Met emmers water spoelden we ons,
na gedane arbeid, zo goed mogelijk schoon.
Onze werkgever noemde ons de gebroeders Hitam...
Willy, Bandoeng 1944
bezetters vreesden waarschijnlijk dat we ze zouden
inzetten voor het versturen van berichten. Of misschien
hadden ze gewoon zin in duivenpastei.
Met Zoef, een mannetje, had ik een bijzondere band. Voor
de oorlog reed één van mijn broers met Zoef, de vleugels
tegen zijn lijf gebonden met een zakdoek, naar een plek bui
ten Bandoeng. Daar koos Zoef het luchtruim en binnen
no-time cirkelde hij boven ons huis.
Ik stond op het achtererf met een vrouwtje in mijn
handen die wild met haar vleugels sloeg. Zoef liet zich
dan als een baksteen naar beneden vallen. Ik trok het
vrouwtje snel naar me toe, waarna Zoef, net voordat hij te pletter sloeg,
weer optrok. Het spel herhaalde zich enkele malen, voordat Zoef voldaan
zijn hok opzocht.
De derde tegenvaller betrof een aantal onplezierige Nippon verorde
ningen. De salarisbetalingen werden stopgezet, evenals de uitkeringen
van de pensioenen. En mocht je een spaarcentje hebben opgebouwd,
dan kon je er naar fluiten. Verder kwamen alle niet-lndonesiërs voor
een prijzige aangelegenheid te staan. We moesten ons verplicht bij
het Nippon-bestuur melden, waarbij onze achtergrond nauwgezet
werd onderzocht. Was je een Hollander, een Arabier, een Chinees of
een Indo-europeaan? Hoeveel Indonesisch bloed stroomde er door je
aderen? Vijfenzeventig, vijftig of vijfentwintig procent? Zo brachten de
bezetters in kaart wie ze wel of niet wilden interneren.
Die registraties kostten voor die tijd een vermogen. Tussen de vijftig en
honderdvijftig gulden per volwassene. Mijn familie had geen reserves
meer en vanaf dat moment begon de grote uitverkoop.
Eerst beleenden we een stoel of een armband bij kennissen en vrien
den die nog wat geld bezaten. 'Als deze rotzooi is afgelopen, betaal ik
je direct terug,' ging het dan. Soms kregen we iets toegestopt, maar al
snel zochten we contact met opkopers, omdat niemand uit onze eigen
kring meer iets kon afnemen.
Om het hoofd boven water te houden, besloten mijn twee zusters lek
kernijen te gaan verkopen. Op het erf verbouwden we katjang, die ze
zorgvuldig, nog in het vel, bakten en daarna overgoten met gebrande
suiker. Ik had er moeite mee dat ze de huizen langs moesten om met
hun handel te leuren. Vooral omdat jonge vrouwen min of meer vo-
februari 2007