Het proces - in het kort In 1955 kreeg Loe de Jong van het rijk de opdracht een standaardwerk te schrijven over het Koninkrijk der Neder landen in de Tweede Wereldoorlog. Op 30 oktober 1984 ver scheen deel 11a over de oorlog in Nederlands-Indië. Deel 11a begon met een inleiding over het Indië van voor de oorlog, die inleiding schoot in het verkeerde keelgat van de Indische gemeenschap. De in leiding was te veel beïnvloed door De Jongs socialistische, anti-koloniale overtuiging. Ook De Jong zelf verklaarde eerder niet objectief te kunnen schrijven over het vooroorlogse Indië. En dat kon niet voor een officiële geschiedschrijver, zo vond een flink aantal Indische mensen en verenigingen. Zij verenigden zich in februari 1985 in Het Comité Geschiedkundig Eerherstel Nederlands-Indië (Comité GENI) om de monopoliepositie van De Jong als of ficiële geschiedschrijver aan te vechten. Op 21 februari 1985 schreef het Comité een brief met ontwerp-dagvaarding aan de toenmalige minister van onderwijs en wetenschappen, Deetman. Deetman ging niet op de inhoud van de brief in, omdat 'de Staat noch dr. L. de Jong enige strijd met de wet wordt verweten'. Het Comité GENI overhandigde de officiële dagvaarding op 9 april aan de Haagse rechtbank. De uiteindelijke eis, geïllustreerd met veel voorbeel den van De Jong's gebrek aan kennis over Indië, luidde dat de Staat meer bekwame deskundigen op Indisch gebied de inleiding van deel 11a moest laten schrijven. De conclusie van antwoord van 9 juli 1985 luidde dat de Staat slechts de wetenschappelijke kwaliteit van het werk waarborgde en geen zeggenschap had over de inhoud ervan. De rechtsgang werd nog verder uitgesmeerd, totdat op 13 december 1989 de pleitnotities werden gehouden voor het Gerechtshof in Den Haag. Op 10 april 1990 was uiteindelijk de uitspraak: het 'Nee, Loe de Jong heb ik nooit persoonlijk ontmoet. Ik heb me vóór 1984 eigenlijk nooit met geschiedenis of politiek bemoeid. Ik was daarin gewoon Comité GENI verloor het proces tegen de staat. een leek. In mijn werkzame leven heb ik in de technische handel gezeten en hield ik me bezig met de inkoop, ik kwam amper op reünies en had niets met de oorlogsjaren. Anti-Japan ben ik ook nooit geweest. Het interesseerde me eigenlijk niet zoveel. Ik dacht dat ik een streep onder het verleden had gezet. Door het proces tegen de staat is dat allemaal veranderd. De mensen rond het Comité, Dolf van Milligen de Wit, Ralph Boekholt, Lilian Ducelle en mr. L. van Heijningen en ik, we wisten heel goed dat we het proces nooit zouden winnen. En we hebben het proces ook niet gewonnen, ook niet in hoger beroep. We zijn veroordeeld tot het betalen van de kos ten. Vreemd genoeg hebben we die rekening nooit gekregen. We hebben ook nooit uitleg gekregen waarom niet. De proceskosten zijn dus gewoon door de staat betaald. Daarna volgde het kort geding van uitgeverij SDU die eiste dat we Ralph Boekholts boek, De staat, dr. L. de Jong en Indië. Het proces van het Comité Geschiedkundig Eerherstel Nederlands- Indië tegen de staat der Nederlanden over deel na van het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, uit de handel zouden nemen. Dat was even schrikken, maar de uitslag gaf opluchting. Met het aanbrengen van de sticker'Geen werk van dr. L. de Jong en geen officiële uitgave van SDU' op het boek was de kous af. Daar waren we blij mee, want dat was natuurlijk reclame! Het was alleen jammer dat onder druk van de Boekenweek het boek snel moest worden afgemaakt. Daar heeft de kwaliteit onder geleden. Maar het boek was een succes.' Resultaat 'De hele affaire heeft vijfjaar geduurd. In 1990 zijn we gestopt. Het Comité had zijn taak volbracht en werd opgeheven. Het resultaat? Het proces tegen de staat heeft de hele Indische gemeenschap gemobiliseerd. En dat was voor het eerst. Bijna alle Indische clubs deden mee en dat was belangrijk want zo konden we een groot publiek bereiken. We hebben veel, ontzettend veel, steunbetuigin gen gehad. Het verzet tegen het negatieve beeld dat De Jong van Indië geeft, werd heel erg breed gedragen in de Indische gemeen schap: tijdschrift Moesson, de Vereniging In dische Nederlanders, de Bond van Ex-Geïnter neerden en Gerepatrieerden van Overzee, de Vereniging vanuit Indonesië Gerepatrieerde Nederlanders, Madjoe, de stichtingen Neder landse Ereschulden, Junyo Maru, Stabelan en NINES, het Oostkust van Sumatra Instituut en de Indische Pensioen Bond. Ze deden allemaal mee. Of door als mede-eiser op de treden in

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2007 | | pagina 42