Hoe het verder ging
mee bezig was, zag ik ineens voetsporen van Japanse junglelaarzen. Ik
schrok me kapot want ik wist wat er zou gebeuren als ze me zouden
vinden. Ik wist van eveneens afgeschoten collega's die allemaal door
de Japanners waren onthoofd. Ik ben dus onder die olifantsbladeren
gekropen en heb m'n pistool getrokken met het vaste plan in geval van
nood de laatste kogel voor mezelf te bewaren. Maar er gebeurde niets.
In plaats van Japanners kwam er een stel knorrende wilde varkens
opzetten die me niet in de gaten hadden. Dat gaf een veilig gevoel. Zo
heb ik zelfs nog wat kunnen slapen.'
Verstopt bij Papoea's
De volgende dag - 10 juli 1945 - slaagt Idzerda erin bij de kust te komen.
In de boomrand langs het strand ziet hij een Papoea die eerst in paniek
de benen neemt, maar die later terugkomt met vijf metgezellen. Ze
brengen de neergeschoten vlieger naar hun dorp waar hij hartelijk wordt
ontvangen en waar hij een eigen hut toegewezen krijgt met uitzicht op
zee. Ieder dag krijgt hij verse vis te eten met kangkoen, een soort waters
pinazie. Ondertussen maakt Idzerda een groot kruis in het strandzand in
de hoop dat een reddingsvliegtuig dat ziet. Maar dagenlang gebeurt er
niets. Kennelijk zijn de zoekacties vanuit Biak al gestaakt.
Na een kleine week echter gebeurt dan toch nog het grote wonder. Een
overvliegend toestel heeft het kruis op het strand gezien en een reddings-
Catalina komt de dolgelukkige Idzerda ophalen. Van zijn Papoea-vrienden
krijgt hij bij het roerende afscheid een zak schelpen en wat kokosnoten
mee. Groot is ook de blijdschap onder de collega's op de basis Biak.
Probleem is echter dat Idzerda's achtergebleven bezittingen al bij opbod
zijn verkocht. Dat lijkt wrang, maar is bij de vliegers normaal gebruik als er
iemand omkomt. De opbrengst gaat dan naar de nabestaanden.
Ruuds beste vriend en slapie Paul Verspoor - de latere generaal-majoor
bij de luchtmacht - gromt lachend: 'Nou heb ik net een mooie camera.
Wil je die Leica nu echt terughebben?'
Op 15 augustus capituleert Japan. De oorlog is voorbij. De verdwaalde
marinevlieger wordt teruggeroepen naar de basis Rose Bay bij Sydney
waar hij wordt ingezet bij het ophalen van zieke en uitgehongerde
ex-krijgsgevangenen uit de kampen in Indië. Nog één keer ziet hij z'n
oude maten van het 120 Squadron terug in Biak. Daar belandt hij in het
ziekenhuis als de Catalina waarop hij weer als tweede vlieger-waarne
mer dienst doet, te pletter slaat bij een landing in de branding. Hun com
mentaar: 'Dan had je ook maar bij ons op de Kittyhawk moeten blijven...'
Blijft de laatste vraag: hoe vaak ben je bang in zo'n 'bevlogen' leven?
Even laat het antwoord op zich wachten. Dan zegt Idzerda:
'Ik was als de dood dat ik in handen van de Japanners zou vallen. Maar
het vliegen zelf? Neen. Soms ben je even bang als ze op je schieten, als
je al die explosies om je heen ziet. Maar dat duurt nooit lang. Je bent
veel te druk bezig. Je hebt geen tijd om bang te zijn.'
Hoewel Idzerda aanvankelijk
chirurg had willen worden en hij
eigenlijk door puur toeval mari
nevlieger werd, is het grootste
deel van zijn verdere leven
bepaald door de militaire vlie
gerij. Hij werd vlagofficier en
sloot zijn glanzende carrière
af bij de Marine Luchtvaart
Dienst in 1975 als schout
bij-nacht. Daarna werkte hij
negen jaar lang nauw samen
met prins Bernhard in het
Wereld Natuur Fonds. Al zijn
gedenkwaardige ervarin
gen legde hij met verve en
humor vast in zijn boek Een bevlogen
avontuur dat inmiddels een derde druk beleeft.
Een bevlogen avontuur
door R.J. Idzerda
Bataafse Leeuw: 224 pagina's (paperback)
ISBN 90 6707 544 2
Prijs: 22,50
april 2007 49