De NIWIN in de bocht
DOOR JOOP VAN DEN BERG
Joop van den I
(Bondowoso, 1930) is
een verwoed verzamelaar van Indonesiana.
Iedere maand bespreekt hij een juweeltje
uit zijn bijzondere Indische boekenverzame
ling. Op elke boekenplank is wel een schat
te vinden.
ken. Voor de gewone Hollandse soldaat was het nauwelijks duidelijk
wie er gelijk had, evenals voor zijn ouders. En als in Nederland iets niet
duidelijk is, gaan wij er over schrijven. Zo ook in de periode 1945-1950.
Er verschenen tal van boekjes, brochures en wat al niet meer over het
militaire optreden overzee tegen de republiek Indonesië. De boekjes
werden geschreven voor de soldaten zelf, of hun ouders en dan waren
de titels vaak Ik mis hem zo of Bericht van je jongen. Auteurs waren vrij
wel altijd de geestelijke verzorgers in het leger,
de aalmoezeniers, en de leger- en vlootpredi-
kanten. Ze kenden de kazernes en de soldaten
goed, maar deden niet mee aan gevechts
handelingen. Het waren veelal goedbedoelde
boekjes, te goeder trouw geschreven, maar of
ze veel hebben uitgericht blijft de vraag. Een
van de boekjes heette Extra rantsoen voor
Nederlandse militairen, door legeraalmoeze
nier Goossens, een uitgave van het Katholiek
Thuisfront. Een citaat uit het boekje geeft de
sfeer goed weer:
Soldaten vergeten vaak dat ze door volledig
en openlijk zichzelf te zijn een grote invloed
ten goede kunnen hebben op anderen en zo
op het geheel. Zij moeten er voor uit willen
komen, dat ze hun plicht doen, en ze moeten
het vervullen van hun soldatenplicht ervaren
als een eer.
Het is na vijtig jaar wat moeilijk te begrij
pen - laat staan toen - voor een boeren
zoon uit Hijkersmilde op de helling van de
Merapi. Maar ook het conflict op het hoogste niveau, het
Nederlands-Indonesische geschil, werd nauwelijks toegelicht. Eigenlijk
kun je zeggen dat wij aan de periode 1945-1950 een stroom boekjes
hebben overgehouden die allemaal om de kern heen draaien en de
mensen niet veel wijzer maken.
Humor als medicijn
Een aantal uitgevers en belangenverenigingen zochten het in het
luchtige genre. Deze uitgaven, in de stijl van Willie Joe-cartoons van
Bill Mauldin uit de Tweede Wereldoorlog, gaven meestal twee soldaten
commentaar op hun (vreemde) omgeving. Het beste boekje in dit
genre was Taaie en Neut, van de onvol
prezen Tjalie Robinson, maar die had als
militair genoeg in de blubber gestaan om
te weten wat het soldatendom betekende.
De andere boekjes met spotprenten zijn
het noemen nauwelijks waard.
Nu was het niet zo dat het welzijnswerk
voor de dienstplichtige militairen alleen
werd overgelaten aan het initiatief van
wat Nederlandse uitgevers. Er bestond een
grote bond, de NIWIN (Nationale Inspan
ning Welzijnsverzorging Indië), die allerlei
evenementen voor de soldaten organiseerde:
filmavonden, muziekvoordrachten, rijdende
bibliotheken, lectuurvoorzieningen, radio
voordrachten enzovoorts. De NIWIN heeft
veel goed werk gedaan, moet ik constateren,
maar of zij wel helemaal begreep wat de
1 noden en behoeften waren van Jan Soldaat
moet ik toch betwijfelen. Een voorbeeld: In
1948 kregen de soldaten de nieuwe Neeltje
NIWIN-kalender toegestuurd, een geheel van springende kleutertjes in
de stijl van Rie Cramer. Je vraagt je af wie in de aanbevelingscommissie
gepleit heeft voor toezending van dit zoetig prulwerkje, aan eenzame
soldaten op gevaarlijke rimboeposten. Dan begrijp je toch niets van de
situatie van die jongens. Ik denk dat zij de Neeltje NIWIN-kalender snel
hebben weggegeven aan de wasbaboe, die in de regel zo'n plaatje van
een krullenkopje nogal loetjoe, leuk, vond. En dat kan nooit de bedoe
ling zijn geweest van de NIWIN, denk ik. Maar dat geldt eigenlijk ook
voor al die goodwill-soldatenboekjes uit de periode 1945-1950. Je leest
ze nu met stijgende verbazing over zoveel onbegrip.
mei 2007 35