w,
Marscha: '...Dat verhaal heeft veel indruk op
me gemaakt...'
Theodor:'...Op mij na verloop van tijd niet
meer...'
Marscha:'...Vooral dat ze moesten véchten
om wie de muizen mocht...'
Theodor: '...Dat is natuurlijk erg, maar nog
dekte dat de lading niet.'
Marscha: 'Zelfspot is een veel voorko
mende karaktertrek in de familie, ook bij
mijn oma. Maar ik vond het opvallend
dat mijn oma over het oorlogsleed zelf
moeilijk kon praten, laat staan lachen.
Soms kon ze opeens in tranen zijn. Ze
had behoefte aan erkenning dat ze zich
dapper had geweerd. Eén keer heeft ze
tegen mij gezegd:"lk denk dat jij het
kamp ook zou overleven". Dat ontroerde
me, want ik besefte dat het een groot
compliment was - ook al kan ik me niet
voorstellen dat ik het kamp inderdaad zou
overleven.'
Theodor:'Mijn moeder heeft in het kamp
ontdekt dat ze moedig was, dat ze een eigen
persoonlijkheid had, initiatief durfde nemen.
Haar emancipatie heeft zich op zijn minst
versneld in het kamp.'
Geen bevrijding
Marscha:'Mijn oma en opa hadden ieder
een eigen oorlogstrauma. Mijn vader was
voorzichtig met zijn ouders, voelde zich ver
antwoordelijkvoor hun verdriet, wilde voor
ze zorgen. Zelf wilde ik mijn oma ook graag
troosten. Ik had alleen het gevoel dat ik dat
ook daadwerkelijk kon! Ik was zó haar lie
verdje. Als er iemand onvoorwaardelijk van
mij hield dan was het mijn oma wel. Ik kon
niets fout doen. Alleen als ik een afspraak
afzegde, kon ik me wel schuldig voelen, want
ze had al zoveel meegemaakt.'
'De datum 15 augustus zegt mij niet zo veel.
Voor mijn oma betekende het einde van
de oorlog in eerste instantie het begin van
een periode van nog veel grotere onzeker
heid. Ze heeft me meermalen verteld hoe ze
de bersiaptijd als de meest beangstigende
periode heeft ervaren. Dat de Japanners,
enkele dagen geleden nog haar ergste vijan
den, haar nu tegen de Indonesiërs moesten
beschermen. 15 augustus betekende geen
euforisch moment. Je verwacht dat betere
tijden aanbreken, maar de ellende gaat
door. Ik heb niet meegekregen dat er na de
capitulatie blije momenten waren. Zelfs niet
na terugkeer in Nederland, want ook toen
waren er veel problemen en zorgen.'
Theodor: 'Een generatie die de oorlog heeft
meegemaakt moet alles herzien en opnieuw
leren leven. Mijn laatste boek Tjon is fictie. Te
gen de hoofdpersoon Tjon wordt voortdurend
gelogen en hij moet de wereld interpreteren
aan de hand van al die leugens. Hij kan zich
alleen verdedigen door zelf ook te liegen. Wie
de oorlog heeft meegemaakt, komt alleen
maar leugens tegen. Alles, elk begrip, bleek
achteraf een leugen te zijn: vrijheid, solidari
teit, vaderland... Alles is een leugen.'
'Mijn moeder heeft haar leven na de oorlog
opnieuw zin weten te geven. Mijn vader had
daar meer moeite mee. Hij had een zoge
noemd kamphart en was fysiek ziek. Hij was
een vermoedelijk van zichzelf al zwaarmoe
dig ingestelde man, die teleurgesteld uit de
oorlog was gekomen: teleurgesteld in de
politiek, in Nederland, in de mensheid en in
het geloof. Hij had geen houvast meer. Met
zijn studie Indologie kon hij niets beginnen
in Nederland. Zo is hij, terwijl hij al een gezin
had, op zijn veertigste een nieuwe studie
begonnen. Vervolgens heeft hij overigens wel
opnieuw carrière gemaakt.'
'Mijn vader bleef eraan vasthouden dat er door
de Nederlanders "iets grootsch" was verricht
14
moesson