Romusha op Java Hoeveel Indonesische dwangarbei ders hebben het leven gelaten tijdens de Japanse bezetting? Niemand weet het. Zelfs het totale aantal romusha is tot dusver onbekend. De schattingen lopen uiteen van één tot tien miljoen mensen. Zeker is dat honderdduizenden van hen de Japanse tijd niet hebben overleefd. Correspondent Jan Lepeltak sprak met twee overlevenden. Vrijwillig eenzam ers voor een In het afgelegen plaatsje Bajah in Zuid-Banten wonen alleen vissers en boeren en hun grote gezinnen. Voor bezoekers is het moeilijk te be denken dat dit spookstadje in een uithoek van West-Java ooit de plaats vas waar duizenden romusha oftewel dwangarbeiders de Japanse brlogsinspanning op de been hielden. Voor drie roepiah-cent per dag 'aren jonge mannen uit Java in de brandende zon aan het werk bij het bgraven van steenkool en het aanleggen van een spoorlijn. e lokale bevolking kent die gruwelen slechts uit de verhalen van het andjevol romusha dat na de bevrijding op 15 augustus besloot in Ban- te blijven. Zoals de 85-jarige Samijo die als 24-jarige jongen vanuit lidden-Java als landarbeider naar het gebied werd gehaald. Zijn beslissing om het werkkamp te ontvluchten redde hem het leven. Hij had zijn vrienden om zich heen zien sterven. Nu runt Samijo een klein winkeltje in het dorp Pulomanuk. Alleen zijn verhalen en een gedenk teken voor de duizenden doden herinneren nog aan de gedwongen arbeid onder de Japanners. Persoon, arbeid, plicht Honderdduizenden Javaanse mannen werden in Japans Zuidoost-Azië aan het werk gezet. Slechts 52.000 overleefden de zware arbeid en de Japanse mishandelingen. De meeste romusha stierven aan ondervoe ding en ziektes. Romusha is een Japans woord, samengesteld uit de karakters 'Sha' (persoon), 'Ro' (arbeid) en 'Mu' (plicht). Om het mom van een Pan-Aziatische bevrijding mobiliseerden de Japanners overal op Java jonge Indonesiërs. Het waren voornamelijk boeren en in de mees te gevallen kregen ze opdracht van hun dorpshoofd om de Japanners 20 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2007 | | pagina 20