3
DOOR JAN LEPELTAK
te helpen. Vooral in Indonesië werd de term romusha bekend omdat
hier de meeste dwangarbeiders vandaan kwamen. Minstens 69.000
romusha uit Java vertrokken naar plaatsen in Zuidoost-Azië, waaronder
de Birma-Siam Spoorweg.
In oktober 1942 kregen de commandanten van de afzonderlijke Ja
panse bezettingsmachten in de Aziatische landen in Tokio het bevel de
bevolkingen in hun gebieden te mobiliseren. Java was met zijn 55 mil
joen inwoners de belangrijkste plaats voor de 'totale mobilisatie' van
de Indonesische beroepsbevolking voor de Japanse oorlogsindustrie.
Nederlands-Indië moest als onderdeel van deze strategie eerst volledig
ontwesterd worden.
Het gebruik van de Nederlandse en Engelse taal werd verboden en
boeken in deze talen verbannen. Batavia kreeg weer de oude naam
Jakarta. Prominente Indonesiërs werden ingezet om de boodschap van
vrijheid te verkondigen in radiouitzendingen, wajang-voorstellingen en
bioscoopfilms.
Japanse ongelovigen
De sympathie voor de Japanse bevrijder bleek op Java van korte duur.
Hoewel de islamitische dorpsgemeenschappen geïntrigeerd waren
door Japanse vechtkunst en spirituele discipline, kon de wens van de
Japanners om een Heilige Oorlog tegen het Westen te beginnen op
grote reserves rekenen van moslimleiders in de steden. De Japan
ners waren immers net zo goed als de Nederlanders 'kafirs' oftewel
ongelovigen.
De Japanse campagne had hierdoor maar matige resultaten. De harde
realiteit van de Japanse bezetting vol mishandelingen, verkrachtingen
en grote Japanse arrogantie liet diepe littekens achter bij de Indonesi
sche burgers. De beloofde bevrijding door hun Japanse broeders bleek
een grote teleurstelling. Als noodoplossing probeerde het Japanse
opperbevel nationalistische leiders zoals Soekarno, Hatta en Sjahrir
bij het landelijk bestuur te betrekken om zo de schijn te wekken dat
Indonesiërs invloed hadden op de besluitvorming.
Ondertussen had een beslissende militaire doorbraak in de oorlog nog
steeds niet plaatsgevonden. Geconfronteerd met steeds grotere verlie
zen, leken de Japanners hun geduld te verliezen met het mobiliseren
van de Indonesiërs. Japan was er zich van bewust dat het onderge
schikt maken van regionale economieën aan de Japanse oorlogs
industrie grote armoede zou betekenen in deze gebieden.
In oktober 1943 gaf het Japanse oppercommando het bevel tot recrute-
ring van 'vrijwillige werkers', de romusha. Vooral op het Javaanse plat
teland lieten veel jonge mannen hun dorp en hun gezinnen in bittere
armoede achter. Grote inflatie en logistieke chaos in de Indonesische
economie bracht de bevolking razendsnel tot de bedelstand. Steeds
meer jongemannen in Midden-Java werden simpelweg van de weg
geplukt door Japanse militairen op zoek naar arbeiders. De achterge
bleven dorpelingen ontwikkelden een grote haat voor de Indonesische
recruteringsfunctionarissen die hun gemeenschappen bezochten.
De bestemming van geronselde romusha was volstrekt onhelder. Zo
kregen in augustus 1943 ruim 400 romusha in Magelang van hun
dorpshoofden te horen dat zij in Serang, West-Java, zouden gaan wer
ken. Enkele weken later kwamen ze via Jakarta en Singapore op de Riau
Eilanden terecht.
Hoewel veel romusha harde arbeid leverden voor hun Aziatische
broeders, botsten hun culturen al snel op de werkvloer. Zo kon op een
olie-installatie op het eiland Samboe het verzoek van veel Javaanse
arbeiders om een vrije dag voor de Lebaran-viering aan het einde van
de Ramadan, op een keiharde Japanse aframmeling rekenen.
De Japanse bewakers toonden zich vooral meedogenloos tegenover de
zieken en zwakkeren. Zij werden regelmatig geslagen of gedeeltelijk in
de aarde begraven. Het grote voedselgebrek onder romusha leidde tot
steeds meer diefstal van eten. Het jatten van een aardappel was echter
een levensgevaarlijke onderneming. Romusha werden aan handen en
benen geboeid en voor zeven dagen achtergelaten. Brandwonden en
het 'dooddrinken' met water waren andere vergeldingsmiddelen voor
kleine diefstallen. De meeste slachtoffers bezweken vroeger of later
aan de disciplinaire maatregelen van hun Japanse werkgever.
Pakan Baru
De Birma-Siam Spoorweg is voor velen het symbool voor het onmense
lijke leed dat de Japanners onder krijgsgevangenen en dwangarbeiders
veroorzaakten. De Sumatra Spoorweg is echter minder bekend maar
augustus 2007 21