'Voor de Japanners ben ik nooit bang geweest' Terug naar Java? 'Als ze in het dorp zeiden, je moet morgenochtend vertrekken, dan moest je ook echt de volgende ochtend weg zijn,' zo vertelt de nu 84-jarige Yatin. Ook hij kwam terecht in de ko lenmijn bij het stadje Bajah. 'Het werk was gevaarlijk en toen was ik wel bang. Maar voor de Japanners ben ik nooit bang geweest.' Na enkele maanden in de kolenmijn plaatsten de Japanners hem over naar de spoorlijn die werd aangelegd in het gebied. 'We kregen 250 gram rijst per dag - als je werkte. Geen werk betekende geen eten, zo was het geregeld door de Japanners,' vertelt de nog energieke Yatin die met zijn familie een lapje grond met rubberbomen bezit. 'Als je lui was of eten stal dan werd je geslagen door je Indonesische chef of door de Japanners. De Japanners waren niet zwaarbewapend. Sommigen droegen een pistool en de meesten een Samoerai-zwaard.' Nadat de Japanners vertrokken, besloot hij zijn familie in Poerworedjo op te halen en als boer in het dorpje Pulomanuk, dichtbij Bajah te gaan wonen. 'Ja, we praten hier nog steeds Javaans, anders dan de lokale bevolking. Toen de Japanners weggingen, bleven honderden Javanen die het overleefd hadden, hier wonen.' 'Hij is de enige die is overgebleven,' vertelt zijn jongste zoon Iman. Trauma's of nachtmerries van zijn tijd als romusha heeft Yatin naar eigen zeggen niet. 'Het is al zo lang geleden.' In 1999 kwam een overheidsambtenaar naar Yatins kampong met formu lieren voor de aanvraag van compensatiegelden van de Indonesische regering. Een kopie van het inschrijvingsformulier heeft hij nog. 'Maar we hebben er nooit meer wat van gehoord. Tsja, zo gaan die dingen.' was echter minstens zo'n grote hel op aarde voor de ruim 5.000 krijgs gevangenen en 50.000 romusha. In 1943 besefte Japan in toenemende mate dat een geallieerde inva sie op Sumatra heel goed mogelijk was. Voor een effectieve verdedi ging was een goed spoorwegnet in het binnenland noodzakelijk. Ook verloren de Japanners veel schepen aan geallieerde onderzeeboten. Een 138 km lange spoorverbinding van west naar oost zou op Suma tra een belangrijke oplossing bieden. De eerste romusha arriveerden in september 1943 voor de bouw van de spoordijk. Slechts gevoed met pap en rattenvlees vochten de Javaanse koelies met duizenden Nederlandse, Britse, Australische en Amerikaanse krijgsgevangenen zich een weg door de jungle en moerassen. Voor de spoorlijn maakte de Japanners grote omwegen. Het graven van tunnels zou immers nog meer tijd kosten. De Amerikaanse krijgsgevangene George Duffs schreef over zijn ervaringen tijdens de bouwvan de spoorlijm'De dood was hier geen vreemde. We waren overwerkt, ondervoed en hadden nauwelijks me dicijnen. We waren het slachtoffer van constante fysieke en mentale mishandeling door onze Japanse bewakers.' Ondervoeding en malaria waren de voornaamste doodsoorzaken. Een welbekende, dodelijke ziekte was beriberi, een aandoening aan het zenuwstelsel die wordt veroorzaakt door een tekort aan vitamine. Hoewel de spoorlijn in het groene hart van Sumatra grotendeels werd afgebouwd, is de strategische verbinding slechts eenmalig ingezet: na de bevrijding voor de terugreis van krijgsgevangenen. Voor de meeste romusha kwam de Japanse capitulatie echter te laat. Van de naar schatting 50.000 romusha waren er op 15 augustus 1945 nog 5.000 in leven. Begraafplaatsen zijn er niet voor hen die omkwamen tijdens de aanleg van de spoordijk. Voor de overgebleven romusha betekende de Japanse capitulatie een dubbele schok. Eenmaal levend teruggekomen in hun oude dorpen op Java, bleek er veel veranderd te zijn. In Cileungsi, West-Java, bleken de huizen en grond van veel romusha tijdens hun lange afwezigheid door anderen in bezit te zijn genomen. Hun echtgenotes waren opnieuw getrouwd. De meeste romusha stond slechts een leven van grote armoede te wachten in het nieuwe Indonesië van Soekarno. Een aantal van de romusha in Cileungsi besloot echter op een nieuwe manier geld te verdienen en werd onder de naam Garong een legendarische roversbende in het gebied. De Gabungan Romusha Ngamuk oftewel de Groep van Boze Romusha, pleegde in korte tijd een groot aantal berovingen en inbraken. De verongelijkte romusha besloten de buit ook onder andere romusha- gezinnen te verdelen waardoor de leden van Garong (Indonesisch voor: dief) vergeleken worden met Robin Hoods. In 1947 vertrok een Indonesische militaire eenheid uit Bandung naar het gebied om definitief een einde te maken aan de roverspraktijken van Garong. In Thailand bleven een groot aantal Indonesische romusha Yatin verliet op zijn 19de zijn kampong in Poerworedjo, Midden-Java. Met honderden andere jongens vertrok hij met de trein naar West-Java om in een kolenmijn te werken. 22 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2007 | | pagina 22