'Ineens kreeg ik de geest om van die
lappen of stofjes kinderkleren te
maken, zo op mijn eigen manier'
Een greep uit de verzameling van Daan Wieman: Een geborduurde wandlap met opbergvakken waarop te lezen is 'Kerstmis 1944 2604' te Struiswijk,
waarschijnlijk een zelfgemaakt kerstgeschenk. Met daarop de verstelde, witte short, het oranje korte broekje met galgjes, verschillende paartjes kleteks
en sandaaltjes, samen met verschillende handwerkjes.
Daan Wieman: 'Al die jaren is deze short
kraakhelder schoon bewaard gebleven op zol
der en sinds kort in mijn verzameling beland,
samen met nog een heleboel andere lang
gekoesterde zaken van deze familie.'
gaandeweg steeds zeldzamer. In de collectie
van Daan Wieman bevindt zich een paar kle
teks of tekliks, zoals de schenkster schreef. Ze
zijn gedragen door de moeder van de schenk
ster, die ze via gedekken - smokkelen over
de afrastering
- verkreeg, met
alle risico's van
dien. De zolen
en hakken zijn
uit één stuk
gesneden, de
wreefbanden
Goudschat
Binnen het kamp liepen de vrouwen veelal
in een bloes en mannenshort. Of ze droegen
de weinige opgelapte jurken af die ze mee
hadden kunnen nemen tijdens de diverse
verhuizingen. De bezitster van de afgebeelde
housecoat uit ongeveer 1938, droeg deze dan
ook alleen bij bijzondere gelegenheden, als er
iemand jarig was, in het kamp. Schoeisel werd
uit autobinnen
band gesneden en nu erg verdroogd.
Kinderen in het kamp, meisjes en jongens, lie
pen allang in niets meer dan een kort broekje,
soms een hansop. Daan Wieman: 'Dit oranje
gebreide broekje met aangebreide galgjes
is gedragen tijdens de Japanse bezetting in
een vrouwenkamp. In hel oranje breikatoen
werd een broekje gebreid, waarvan het
verhaal gaat dat de knoopjes voor de galgjes
gemaakt waren van de trouwringen van de
ouders. In hetzelfde breikatoen werden de
trouwringen omwonden tot ze echte knopen
waren. De jongste telg was zich niet bewust
van de goudschat op haar lijf en de bewaking
is het nooit opgevallen dat de ene knoop iets
groter was dan de andere. Na de oorlog is het
broekje voorzien van de huidige parelmoer-
knopen en liefdevol gekoesterd.'
Dingsigheidjes
Ook buiten het kamp werd men gedwongen
zo creatief mogelijk te zijn. Zonder inkomsten
- pensioenen werden stopgezet en bankte
goeden bevroren - ontstond er om aan eten
te komen een levendige ruilhandel in van
alles en nog wat. Er werd handel gedreven
in schaarse japonnen, stofjes, cosmetica en
schoenen met vrouwen die het ietsje breder
hadden, en nooit eerder aangeboorde talen
ten werden ten volle benut.
Lilian Ducelle schreef in 1980 in Moesson over
36
moesson