'Bij mijn ouders
was niets te gek'
De Mesdagstraat in Den Haag is een lange
laan met mooie, statige huizen. Wieteke en
haar man Theo Moody wonen al vanaf hun
trouwen zevenendertig jaar geleden in deze
straat. Het is niet alleen het woonhuis van
Wieteke, het is ook de plek waar ze haar kan
toor heeft gevestigd. Als ik het pad op loop
staat Jo, de assistente van Wieteke, in de tuin
te werken. 'Jij komt voor Wieteke? Loop maar
door hoor.' In de gang neemt Theo mijn jas
aan. In de voorkamer staat de televisie, in de
achterkamer de eettafel met daarachter de
keuken. Ik ga aan de tafel zitten en krijg van
Jo een moorkop en een kop thee. Na een paar
minuten komt Wieteke naar beneden. 'Sorry
dat ik je heb laten wachten, ik heb de bel niet
gehoord.' Ze maakt een kom met biologische
yoghurt klaar en gaat aan tafel zitten.
Televisie
'We wonen hier al jaren, het is een heel prettig
huis. Toen we er net woonden, hebben we
veel verbouwd. Voorlopig blijven we hier ook
wel wonen.' Wieteke kijkt naar de televisie.
'Ondanks dat de televisie een prominente plek
in de kamer heeft, kijk ik bijna nooit tv. Door
televisie word je verkeerd beïnvloed. Je krijgt
door reclame een rare kijk op de wereld en op
wat moet. Mijn man Theo kijkt wel televisie. Ik
zit hier 's avonds aan tafel meestal te lezen. Ik
lees veel boeken over healing en spiritualiteit,
maar ook over gezondheid en Indië.'
'Ik heb een hele tijd gehad dat ik geen oorlogs
film kon zien. Dan zei Theo: "Je moét het zien,
het is je vakgebied." Maar ik kon dat niet. Niet
alleen oorlogsfilms die betrekking hadden op
Nederlands-Indië, ook Duitse of Japanse films
keek ik niet. Op een gegeven moment bezocht
ik de première van Paradise Road. De film gaat
over een aantal vrouwen in een Japans kamp
die klassieke muziekstukken a capella zingen.
Ze doen dat zo verbluffend goed, dat zelfs de
Japanse officieren komen kijken. Tijdens deze
film heb ik één keer mijn hoofd afgewend,
maar ik was vanaf dat moment genezen. Ik
kan nu gewoon oorlogsfilms kijken.'
De mop met de duif
Terwijl ik nog steeds de moorkop voor me
heb liggen en me afvraag hoe ik hem zonder
knoeien de baas kan worden, vertelt Wieteke
verder. 'Ik houd niet van ruzie, ik probeer het
altijd iedereen naar de zin te maken. Ik voor
kom het liefst dat ik mensen kwets. Dat is wel
eens moeilijk. Ik heb een tijdje een mop gehad
in een show van me. Hij ging over een duif en
ik vloekte daarbij op een leuke manier. Op een
pasar vertelde ik een keer die mop. Er was toen
een gezin dat daar problemen mee had. Ik heb
die grap er toen meteen uitgehaald. Het is niet
mijn bedoeling om mensen te kwetsen.'
'Toen ik in J.J. de Bom speelde vonden som
mige Indische mensen het ook te grof. Terwijl
dat echt niet zo was. Het was controversieel,
maar niet grof. Ik ben makkelijk te kwetsen. Ik
moet leren incasseren. Maar,' Wieteke zwijgt
even 'beter kwetsbaar dan dat je er niets om
geeft. Bij mij moet alles kunnen, iedereen kan
langskomen, blijven eten, alles. Mijn ouders
waren net zo. Niets was ze te gek.'
'Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat ik te
aardig ben om echt zakelijk te kunnen zijn.
Gelukkig is dat in de loop der jaren wel ver
beterd. Je leert het vanzelf. Je kunt niet op elk
verzoek ingaan, je moet aan het eind van de
maand gewoon je personeel betalen.'
Carrière
'Ik ben van oorsprong kleuterleidster. Maar
dat deed ik eigenlijk meer om de tijd te
doden. Als klein meisje wilde ik journa
liste, zangeres, filmster of ruimtevaarder
worden. Bij een circus werken leek me ook
wel wat. Allemaal creatieve beroepen. Mijn
ouders stimuleerden dat ook. Zo was er bij
mij op de lagere school vroeger helemaal
geen schoolkrant. Toen hebben mijn ouders
ervoor gezorgd dat er een schoolkrant kwam.
Uiteindelijk was het zo geregeld, dat er één
exemplaar van werd gedrukt, en die ging dan
de hele klas door.'
'Vijfendertig jaar geleden ontstond het
typetje tante Lien. Ik heb nooit verwacht dat
dat zo'n succes werd. Ik heb haar ook niet be
dacht met dat idee. Het ging eigenlijk vanzelf.
Het plan was om alle gewoontes van Indische
Nederlanders vast te leggen. Mijn moeder
praatte een beetje zoals tante Lien praat. Ze
hoorde het alleen niet van zichzelf. Ik heb
mijn moeder een keer gefilmd, samen met
haar zussen El en Lex. Toen ze het later terug
zag zei ze: "Heb ik echt een accent? Zo praat
ik toch helemaal niet?" Mijn vader heeft haar
gerustgesteld: "Nee hoor, zo praat jij niet."
Terwijl het natuurlijk wel zo was. Ik heb later
bedacht dat veel Indische Nederlanders het
gewoon niet door hebben dat ze een accent
hebben. Dat komt denk ik doordat ze zich aan
willen passen. Wij werden Nederlandser dan
de Nederlanders.'
Vrienden
'Aan al de programma's waar ik aan mee
gewerkt heb, bewaar ik goede herinneringen.
Het was allemaal even leuk. Als een pro
gramma stopte, ging ik echt door een soort
rouwproces. Je werkt een tijdlang als broer
en zus samen en je weet: zo leuk wordt het
nooit meer. Toen Oebele eindigde, hebben
Willem Nijholt en ik allebei gehuild. Bij de
Stratemakeropzeeshow en J.J. de Bom - waar
ik samenwerkte met Aart Staartjes en Joost
Prinsen - was het hetzelfde verhaal. Daarna
werden het andere programma's, toen had
ik dat minder. Sinds ik samen met Willem in
Oebele speelde, ben ik bevriend met hem.
Ook met Aart en Joost heb ik nog steeds
contact. Natuurlijk ook omdat we samen in
Het Klokhuis spelen.' Ze laat me de boeken
zien die Aart en Joost onlangs hebben uitge
bracht. 'Dit is het tweede boek van Aart, van
14
moesson