Antiquarische boeken po Doeloe Toen het Koninklijk Instituut voor de Tropen afgelopen voorjaar de 53ste editie van de Bosatlas feestelijk presenteerde, dacht ik gelijk terug aan de atlassen uit mijn Indische jeugd, want daar werd je als leerling van de Europese Lagere School in Djember al vroeg mee geconfronteerd. De wereldkaarten bekijkend, bleek Nederland eigenlijk maar een teleurstellend klein landje. Daarbij was het ook nog eens vlak, dus geen bergen en geen binnenzeeën, en was het niet groter dan zo'n driehon derd kilometer in de lengte en breedte. Alleen het eiland Java al, waar ik dus op woonde, was al vier keer zo groot. Om nog maar te zwijgen van die andere grote eilanden: Sumatra, Borneo en Celebes. Sumatra was wel dertien maal zo groot als Nederland. De Indische archipel werd in die oude atlassen doorgaans als volgt verdeeld: de grote Soenda-eilanden, de kleine Soenda-eilanden, de Mo- lukken en Nieuw-Guinea. Dat alles bij elkaar was ruwweg zestig maal zo groot als Nederland, en er woonden toen al miljoenen mensen. Dat maakte destijds veel indruk op mij, als leergierig jongetje met een voorliefde voor landkaarten. De onderkoning in Buitenzorg In onze schoolboekjes stond destijds bij de landkaart van Nederlands- Indië vermeld: 'In Naam van onze Koningin wordt onze Oost bestuurd door een Gouverneur-Generaal, deze onderkoning woont in Buitenzorg'. In een aardrijkskundeboekje uit 1931 is die zin veranderd en staat er dit: 'Op den duur zal Indië zelfbestuur krijgen'. Dat waren teksten waarvan je als kleine jongen nauwelijks iets begreep, want voor je gevoel was dat grote eilandenrijk gewoon je vader- of moederland. Dat kleine koude kikkerlandje, Holland, hoorde in jouw ogen toch vooral bij je ouders, die wel eens vertelden over sneeuw, mist, mest en koude regen, dingen die mijlenver van je af stonden. Dat was heus niet je echte vaderland. Voorlopig moest je, wonend op een van die reuzeneilanden, de namen van de belangrijkste bergen, rivieren en steden uit je hoofd leren. Want dat werd belangrijk gevonden. Op mijn Lagere School - zo heette toen het basisonderwijs - was er gelukkig een meester die iets op die tien tallen lastig te onthouden exotische namen had gevonden: zijn lessen bestonden vooral uit het zelf tekenen van landkaarten van de eilanden. Je eigen kaarten maken Hij zette bijvoorbeeld de omtrek van het eiland Celebes met potlood op tekenpapier en dat trok je na met zwarte inkt, en vervolgens trok je er een blauw lijntje omheen, om aan te geven wat land en wat zee was. Met kleurpotlood gaf je de rivieren aan en met geel- en lichtbruin tekende je de bergen. Zo kreeg je een 'blinde' kaart met kustlijnen, rivieren en bergen. Vervolgens schreef je bij die rivieren en bergen de bijbehorende namen, en eindigde je met de namen van de hoofdstad en de andere belangrijke steden. Wat je in feite deed, was de kaarten uit de Bosatlas natekenen, nogal primitief weliswaar, maar de namen die je eigenhan dig op je zelfgetekende landkaart schreef vergat je nooit meer. Je ont hield ze veel beter dan via de rijtjes die andere leraren zo nodig vonden. En nog steeds als ik zo'n zelfgetekend kaartje zie - zoals het kaartje van Celebes bij de illustraties - dan zie ik mezelf als kleine jongen weer op school zitten, tong uit de mond, fijntjes de kustlijnen natrekkend met een blauw potlood, er later de namen bij schrijvend. Spelenderwijs leren zou dat tegenwoordig heten. 32 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2007 | | pagina 32