Over de luidsprekers klinkt de kapitein: Be quiet.
Break-down engines. Zijn leugen wordt binnen
enkele seconden achterhaald door een daverende
tweede explosie in het achterschip
te accepteren waar iedereen z'n neus voor
ophaalt. Hij wordt opzichter bij de zes
latrines aan stuurboord van het achterschip:
'Ik werd dus een soort juffrouw van de reti
rade', zegt hij. 'De poepdozen waren in feite
houten kistjes die aan touwen buiten boord
tegen de scheepswand hingen en die aan
de onderkant twee plankjes hadden waarop
je dan moest staan. Velen vonden het maar
eng om in zo'n kistje te klauteren. Die lieden
moest ik dan helpen bij het in- en uitstap
pen. En ik moest het zaakje ook een beetje
schoonhouden natuurlijk'.
Tegen drie uur 's middags, als alle 6.500
dwangarbeiders en bewakers aan boord zijn,
maakt de oude schuit zich los van de kade
en gaat op de rede voor Tandjoeng Priok voor
anker. Nog steeds weten de mannen niet
wanneer en waarheen het schip zal vertrek
ken. De temperatuur is bijna ondraaglijk. Het
scheepsijzer gloeit onder de voeten en de
stank in het ruim wordt met het uur pene
tranter, hoewel de Jappen enkele luiken van
het dek open laten. Vooral voor de dysenterie-
patiënten is de situatie onhoudbaar.
Na ruim een etmaal op de rede te hebben
gelegen, vertrekt het schip in de namiddag van
zaterdag 16 september 1944, koers noordwest.
Vechten om drinkwater
Bij alle ellende is er slechts één lichtpuntje: bij
wijze van uitzondering is de voedselvoorzie
ning redelijk. Eten is er voldoende, maar door
gebrek aan ruimte ontstaat bij elke uitdeling
zo'n gedrang dat er toch nog verscheidene
mannen niet aan bod komen. Veel groter
zijn echter de moeilijkheden met het uiterst
schaarse drinkwater. Tweemaal per dag krijgt
ieder een mok ziltig en drabbig water, ge
schept uit emmers. Dezelfde emmers die soms
ook worden gebruikt door de dysenteriepa-
tiënten die niet tijdig de latrines hebben we
ten te bereiken. Voedsel en drinkwater worden
door de luiken in de ruimen neergelaten en
pas dan verdeeld. Daarbij ontstaan complete
knokpartijen, vooral als de licht ontvlambare
Ambonezen en Menadonezen menen, dat het
er bij de verdeling niet eerlijk aan toegaat.
Als het schip het vulkaaneiland Krakatau
passeert, wordt de eindbestemming ein
delijk duidelijk. De vulkaan ligt in Straat
Soenda die Java scheidt van Sumatra. En de
enige voor grote schepen bereikbare plaats
aan Sumatra's Westkust is Padang met
zijn Emmahaven.
Op de ochtend van zondag 17 september
blijkt de Junyo Maru te worden geëscorteerd
door een paar vliegtuigen en twee kleine
oorlogsbodems: een korvet en een gunboot.
Zigzaggend noordwest koersend, komt eerst
Sumatra's westkust in zicht met de toppen
van het Boekitgebergte. In de middaguren
echter verdwijnt haar silhouet in de blauwe
nevels. Een vermoeide verveling maakt zich
van iedereen meester. De passagiers van
het achterschip zien alleen af en toe het
ontzielde lichaam van een romusha voorbij
drijven. De eerste patiënten bezwijken al en
worden zonder pardon overboord gezet. Het
weer betrekt. Donkere wolken pakken zich
samen, maar pas laat in de avond breekt een
noodweer los. De plensbuien gaan vergezeld
van koude, harde windvlagen. De kletsnatte
mannen aan dek hurken bibberend bijeen.
Dodelijk vermoeid door gebrek aan slaap en
de angst voor torpedering, beginnen enkelen
wartaal uit te slaan. De nacht met haar wis
selende spel van regenbuien en gure wind
lijkt eindeloos. Maar als het daglicht zich
schuchter aankondigt, verdwijnen de wolken
en verschijnt aan de hemel een troostende,
drogende zon die echter snel de temperatuur
weer tot ondraaglijke hoogtes brengt.
Twee 'bevriende' torpedo's
18 september 1944. Het is negen minuten
voor vier wanneer een hevige explosie de
Junyo Maru midscheeps tot in zijn spanten
doet sidderen. Getuigen achter de brug zien
hoe op het voorschip mensen, balken en
spaanders de lucht in worden geslingerd.
Over de luidsprekers klinkt de kapitein: 'Be
quiet. Break-down engines'. Maar zijn leugen
wordt binnen enkele seconden achterhaald
door een daverende tweede explosie in het
achterschip. Willem Punt: 'Bij die eerste klap
kon ik niet zien wat er precies gebeurde.
Links van de latrines, maar een metertje
verwijderd van de reling, stond een grote
vrachtauto die mij het zicht ontnam. Daarom
liep ik langs de truck naar voren, naar het
middendek en zag een enorme stoomkolom
uit het middenschip spuiten. Op dat moment
daverde een tweede klap. Recht onder m'n
voeten. Ik schoot misschien wel een halve
meter de lucht in, ik wist het nu zeker, we
zijn getorpedeerd. Ik zag de vrachtauto tegen
de reling gesmakt. Als ik op m'n plek bij de
poepdozen was blijven staan, zou ik zijn
verpletterd. Overal was er paniek. Ik heb we
zenloos staan kijken hoe mannen trappend
en schreeuwend uit de ruimen probeerden te
komen en hoe er werd gevochten om de red
dingsvlotten die aan dek lagen opgestapeld.
Hoewel het schip bijna onmiddellijk achter
over ging hellen, liep het nog steeds vaart
over de voorsteven. Ik ben toen kalm naar
de campagne van het achterschip gelopen
en in zee gedoken, een mooie plank ach
terna die ik van boven had zien drijven. Een
andere drenkeling was echter net iets sneller.
Gelukkig vond ik snel een andere plank
en daar vanaf zag ik, op een afstand van
ongeveer vijfhonderd meter, het achterschip
langzaam wegzinken. De zee was bezaaid
met wrakhout en voor hun leven vechtende
drenkelingen. Maar nooit zal ik die steeds
hoger komende romusha's op het voorschip
vergeten die niet durfden te springen en die
om hulp smeekten: 'Tolong Nippon, tolong
Nippon'. Plotseling zonk het complete achter
schip weg. Een paar seconden later was het
gebeurd. Bijna rechtstandig gleed de Junyo
Maru naar de diepte.'
Kort na de ramp kondigt de schemer zich aan.
Het begeleidende korvet probeert met een
serie dieptebommen eerst nog de onderzeeër
te raken. Maar de Britse Tradewind sluipt zon
der boven te komen al snel naar een veilige
september 2007 43