Overal was er paniekIk keek wezenloos toe hoe mannen trappend en schreeuwend uit de ruimen probeerden te komen en hoe er werd gevochten om de reddingsvlotten De Britse onderzeeër H.M.S. Tradewind jaagt op 18 september 1944 met twee welgerichte torpedo's het schip Junyo Maru naar de bodem van de Indische Oceaan. als een bal en de scherpe sisalvezels raspen het vel van z'n bovenlijf tot bloedens toe en doen z'n testikels opzwellen: 'Door de golfslag donderde ik steeds van die baal af', zegt Punt. En het kostte me steeds meer moeite er weer op te klimmen om, lang uit liggend, een moment van rust te vinden. Ik zag dus toch langzaam het einde naderen. Maar kennelijk was m'n beschermengel nog in de buurt. Plotseling, op de top van een golf, zag ik namelijk een grote omgekeerde sloep, eveneens op de top van een golf. Een seconde later was hij weer uit zicht, maar ik wist in welke richting ik moest zwemmen. Op de kiel van de sloep geklommen, kon ik vorstelijk droog zitten en eindelijk uitrusten. Ik was dood- en doodmoe... Het was natuurlijk zaak die sloep omgekeerd te krijgen en leeg te hozen. Dat kon ik niet al leen. Ik ben dus op die wankelende boot gaan staan om aandacht te trekken. Uiteindelijk vond ik veertien Ambonese KNIL-militairen die hem met vereende kracht omkantelden en leeghoosden met een geïmproviseerd koperen schepje. Er bleken zowaar nog een mastje, een paar riemen en wat touw aan boord te zijn. Van een in zee drijvende lap hebben we een zeiltje gemaakt. Een ideale reddingssloep dus waar zeker veertig of Luitenant-Commandant Steven L.C. Maydon is nog maar dertig jaar als hij als kapitein van de Britse onderzeeër Tradewind de dodelijke tor pedo's op de Junyo Maru afvuurt. Pas in 1968 - drie jaar voor zijn dood - vermeent hij dat er zich 6.500 onvrijwillige passagiers aan boord hebben bevonden waarvan nog geen 900 de torpedering overleefden. schuilplaats bij de kust, niet ver van Benkoe- len. En de nog maar dertigjarige comman dant Steven L.C. Maydon heeft geen idee van de menselijke tragedie die hij heeft aange richt. Voor hem is de afgeleefde oceaner niet meer dan een vijandelijke vrachtvaarder die waarschijnlijk militair materiaal vervoert. van ronddrijvende schipbreukelingen aan boord te nemen. Maar noch het een, noch het ander gebeurt. Bij enkelen slaat de moedeloosheid toe. Ze geven zich gewonnen en zinken naar de diepte. Als de vroege dageraad zich bleekjes aankondigt, drijft de tank een stukje zee in waar een hele kluit Japanners met unifor men en met reddingsvesten rondspartelt. En deze Nippon-heren eisen uiteraard het bezit van de reddende watertank op. Alle 'opvarenden' verdwijnen met gezwinde spoed, behalve Willem Punt. Die wil nog een slapende romusha, een jongetje nog, van de watertank halen. Maar het kereltje wil niet wakker worden. Nooit meer. Ruw schuift een Jap het dode kind in Willems richting. En die reageert in simpel Nederlands: 'Doe niet zo rot joh!'. Daarop probeert de Jap Wil lem onder water te houden, maar die gaat aan z'n benen hangen: 'Als ik dan toch dood moet neem ik jou met me mee', denkt Wil lem. Maar zover komt het niet. De Jap laat los, Willem komt boven en zwemt weg. Maar even later suist er wel een bajonet rakelings langs z'n oor, daar midden in de oceaan, wegwezen dus. Na een kwartiertje ongeveer stuit de drenkeling op een drijvende baal sisal. Erop klimmen en dan blijven liggen is echter niet zo eenvoudig. De baal tolt rond Op een plankje in de oceaan Willem Punt ondertussen, zwemt liggend op zijn plankje, in het duister een paar uur in de richting van waar hij de Sumatraanse kust vermoedt. Een paar keer ziet hij het korvet dat bezig is drenkelingen op te pikken. Maar telkens is hij nog te ver weg om zelf gezien te worden. Zielsgelukkig is hij daarom als hij ten slotte op een groepje van zo'n tien man stuit, dat zich drijvend houdt op een losgesla gen zoetwatertank van de Junyo Maru. En op die tank is zowaar ook nog plaats voor hem. Tijdelijk weliswaar, want bij toerbeurt moeten de tankmannen weer het water in om anderen de gelegenheid te geven uit te rusten. Nog steeds koestert de steeds aanzwellende groep drenkelingen van de watertank de illusie dat de onderzeeër ten slotte wel zal opduiken en hen zal redden. En anders zal het Japanse korvet wel terugkeren om een nieuwe lading moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2007 | | pagina 44