Katanja Iedere maand bespreken Tjaal Aeckerlin en Rick Schoonenberg het wel en wee van Indisch Nederland. Katanja... betekent: Naar men zegt. DOOR TJAAL AECKERLIN EN RICK SCHOONENBERG Voor de meisjes Bij de douane op Schiphol kregen we de laptop overhandigd van oom Otto en twee zware tassen handbagage van neven Patrick en Lody. Achter het drietal stonden een veertigtal uitzwaaiers die we met in nige omstrengelingen en ferme handdrukken gedag zeiden. 'Zet hem op jongens', 'Maak er wat van', en 'Kom heelhuids terug', riepen onze dierbaren ons toe. Na de paspoortcontrole en de frivole betastingen van de marechaussee hebben we meewarig naar de luitjes gezwaaid en vele handkusjes verzonden. U moet weten dat wij minstens één keer per jaar naar Indonesië reizen en het thuisfront het idee heeft dat we daar lijden. Die opvatting heb ben we nooit ontkracht. Sterker nog: we voeden hem. Zo reppen wij in onze verslaggeving uitsluitend over de ondraaglijke hitte, de voortdu rende dreiging van vogelziekte, de extreme vorm van djam karet, het eindeloze getawar, de halsbrekende taxiritten... en uiteraard het veel te hoge werktempo dat we onszelf hebben opgelegd. Nou moet u weten (en dit is een bekentenis) dat er in Indonesië fei telijk niets uit onze handen komt. De laptop en de overige technische hulpmiddelen zijn slechts attributen om de achterblijvers te misleiden. Vanaf het moment van landen op het vliegveld Soekarno-Hatta wor den wij bevangen door maar één gedachte: onze begeerlijke nichtjes en tantes. En daar hebben we er veel van in het Sunda-gebied op West- Java. Met dichterlijke namen als Idjah, Nungnung, Isin, Dedeh, Nina, Elsa, Assia, Ressa, Edo en Bija. Altijd keren we als eerste bij Isin aan die in de wijk Pluit woont vlakbij de airport. Isin's grote tenen staan iets naar buiten toe gericht als ze in djongkok achter de pannen met sissende olie zit. De laatste keer droeg ze een t-shirt met het embleem van Superman. Ze is dan ook een ster in het bereiden van sajur asem en ayam goreng. We hebben nog nooit een ge-ulekte bumbu gezien, van bawang puti, trasi, ketumbar, jinten en kunyit, die zo kruidig rook. Afscheid nemen van Isin doet altijd een beetje pijn. Nungnung zetelt in Jatinegara aan de andere kant van Jakarta. Voordat zij de één-pits gaskomforen aansteekt, windt zij in één beweging haar lange haren in een knot. Kangkung en tempeh in een krokant jasje zijn haar specialiteit. Met een beminnelijke glimlach hakt zij de kangkung in grove stukken. Dan even een ernstige blik als zij de lomboks, de bawangs en de gember fijnsnijdt. Om dan in opperste concentratie de verschillende ingrediënten door te bakken en op smaak te brengen. Zo zit Nungnung nu eenmaal in elkaar: Koken is een liefdevol ritueel. Afscheid nemen van Nungnung doet altijd een beetje pijn. Na de tour langs onze stedelijke nichtjes en tantes trekken we naar Sunda-plaatsen als Cicurug, Cibadak en Cikampek. De maaltijden versimpelen naarmate we verder van de bewoonde wereld afkomen. Witte rijst, jenkol, ikan terie en lalaps als kemangi, poh pohan, kenikir, lobak en pakis. Assia serveert er doorgaans sambal katjang bij. Af scheid nemen van Asia... maar ook van Idjah, Dedeh, Nina, Elsa, Ressa, Edo en Bija doet altijd even pijn. Dat is dan ook de reden waarom we onze trip langs onze prinsessen zo vaak mogelijk herhalen. Nou hopen we dat u niet denkt (hoewel we zelf nog nooit met een spatel in een pan hebben geroerd) dat we de rol van de vrouw uit sluitend in de dapur zien. Neem ons niet kwalijk, maar deze vrouwen maken telkens weer een onovertroffen indruk. En niet alleen op onze smaakpapillen... maar werkelijk op al onze zintuigen. Bent u wel eens toegesproken in zangerig Sundanees? Heeft u wel eens twee warme handen op uw voorhoofd gevoeld, die binnen een minuut de vermoeid heid doen verdwijnen? Heeft u uzelf wel eens betrapt op het onbe wust, en voor langere tijd, staren naar dagelijkse handelingen als het vouwen van de was? Schoonheid, gratie, toegenegenheid en warmte. Waar vind je deze combinatie van eigenschappen nog? Laatst mochten we een hoge Indische ambtenaar ontmoeten op één van de ministeries. We dachten: We gaan op bezoek bij onze eigen bangsa. Maar bij deze hogepriesteres uit een teloorgegaan Indisch rijk zijn de batterijen op. Er bestond geen lotsverbondenheid, geen toewij ding en geen enthousiasme. Alleen het hoofd maakte, slechts voor een goed waarnemer zichtbaar, af en toe, een bevestigend knikje of een ontkennende nee-beweging. En dan die ogen... wat een leegte. Katanja... God, verban haar binnenkort naar een Sundanees dorp en laat nicht en tante haar weer tot mens maken. T/kN)A-NL oktober 2007 45

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2007 | | pagina 44