Van de lezer brieven RE: W. VAN DORT (1) Dat iemand zich mateloos ergert om W. van Dort, dat mag (Moesson november, pagina 11). Maar voor vele Indo's onder ons, is en blijft zij gewoon Tante Lien. Op haar eigen wijze laat zij ons lachen om ons onuitwisbare en herkenbare verleden. Mijns inziens moet je daar ook actrice voor zijn. En dat zij hier ook nog geld mee verdient, daar is ook niets mis mee. Een totok-achtergrond, waar om kan dat niet? Zij is wel in Indonesië geboren en getogen. Ook dat is bij haar onuitwisbaar en herkenbaar. Ajoo luitjes, lachen blijven ja! Roy Portier uit Rotterdam RE: W. VAN DORT (2) Bij het doornemen van de brievenrubriek van vo rige maand, stuitte ik op een zeer vreemdsoor tige uiting van een Indischman over Wieteke van Dort. Het is niet alleen dat ik haar tot één van mijn goede vriendinnen mag rekenen ze is óók een Soerabaja-kind. Ik ben juist een fervente fan van haar, niet alleen met het oog op haar perfecte petjoh-vertolking, hoewel ze op prille leeftijd uit Indië vertrok, maar ook vanwege de diverse kinderboeken en natuurlijk haar zuivere zangstem. Ik vergelijk haar altijd met een dui zendpoot. Ik hoop dat deze man de enige is met deze afwijking, want ik kan er maar niet achterkomen waaróm hij zich hieraan ergert? Mevrouw Chr.H. Lioni uit Amsterdam VER VAN FAMILIE Als abonnee van Moesson heb ik met belangstel ling en veel plezier het artikel 'Op de set van Ver van familie' gelezen in het novembernum mer. Met plezier, omdat ik een bescheiden rol in die film heb. De opnamedagen beleefde ik we derom, het waren werkelijk dagen van één grote familie met sfeer en veel warmte. Ik kende de eerste draaidag bijna niemand, maar voelde me meteen thuis en opgenomen in de groep. Wat ik prachtig vind in dat artikel, is dat mijn leeftijd niet opgevallen is. Tjaal Aeckerlin en Rick Schoonenberg hadden het over de oudste van 74 jaar. Ik was van alle deelnemers echt de oudste met mijn 86 jaar. Mooi toch, dat ik dit nog heb 12 moesson mogen meemaken! Voor het gemak noemden velen me gewoon Clara, heerlijk gewoon! Clara de Ceuninck van Capelle uit Breukelen TUSSEN LEEUW EN HORZEL Eindelijk is er een uitgebreide boekbespreking verschenen van The lion and the Gadfly; Dutch Colonialism and the Spirit of E.F.E. Douwes Dekker. De recensie van Ulbe Bosma geeft een uitstekend beeld van Douwes Dekkers rusteloze leven. Bosma heeft echter moeite om dit werk te waarderen. Het is allemaal te veel, schrijft hij, en men verdwaalt. Als dit zo zou zijn, zou dit vanzelfsprekend heel jammer zijn. Het is natuur lijk mogelijk dat Bosma 'de geest' van Douwes Dekker en de tijden waarin hij leefde niet goed of volkomen begrijpt. Hij onderschat misschien ook de interesse en de curiositeit van lezers - er zullen er zijn die juist graag gegevens in een gedetailleerde vorm zien en de achtergronden van gebeurtenissen willen begrijpen. Het lijkt mij nogal subjectief van mijn kant als ik uit het mooie materiaal dat in mijn bezit is, beslis: 'Dit komt er in, maar dat niet.' In ieder geval hoop ik dat niet alleen de wetenschap, maar ook lezers in het algemeen, dit boek een fascinerende bijdrage zullen vinden. Het is, after all, een belangrijk deel van Indië's koloniale geschiede nis en 'Indo-geschiedenis', uitgesproken niet door buitenstaanders, maar vaak door de Indo Douwes Dekker zelf. Paul W. van der Veur uit Sebring (Ohio) WUBO Graag wil ik reageren op het stuk over de WUBO van Herman Bussemaker (Moesson november, pagina 11). Een goede vriendin van mij en ik hebben ook negatieve ervaringen. Mijn vriendin heeft als klein meisje van negen jaar eerst haar moeder verloren. Toen zag ze haar va der doodgeschoten worden en werd hij voor haar ogen in een put gegooid. Zelf heeft ze een slag op haar rug met een golok gehad. Ze is nu al 70 en het litteken is nog steeds goed te zien. De baboe heeft zich over haar ontfermd en heeft haar in de kampong verstopt. Zij heeft een aanvraag ingediend en heeft net als ik te horen gekregen: 'U bent nu toch weer gezond'. En dat litteken geloofden ze niet: het had ook ergens anders van kunnen komen. Als je op je oude dag toch de moed hebt om alles weer op te rakelen en dan ook nog niet geloofd wordt, dat is erg pijnlijk. De mensen die bij de WUBO werken, hebben geen flauw idee wat er vooral tijdens de bersiap is ge- beurd. Je zou haast denken dat ze de uitkeringen uit hun eigen zak moeten betalen. Judith Carels (via e-mail) TROOSTMEISJES Elly van der Ploeg heb ik persoonlijk gekend. In de tijd van de Japanse bezetting leefden we op zenuwen, zoals ze al duidelijk heeft gemaakt op tv en in Moesson van afgelopen augustus. Zo was het. Na mevrouw C.W.Ch. Baker-Maaskamp, die als reactie één van haar oorlogservaringen voor het eerst heeft opgestuurd (zie Moesson van oktober, pagina 21), ben ik ook in de pen geklommen. Hieronder één van mijn ervaringen uit de oorlogstijd - want er zijn er heel veel. Zo was ik op een middag in de keuken, ver van het hoofdgebouw, aan het koken voor het gezin dat nog thuis was, met mijn broertje in de slendang. Terwijl ik nasi goreng stond te maken, met mijn rug naar de opening van de deur, hoorde ik een harde en dwingende stem zeggen: 'Baboeka!' Ik durfde mij niet om te draaien en voordat ik het wist stond hij al naast mij. Nog maals vroeg hij: 'Baboeka!' 'Ja', zei ik. Hij bekeek mij van top tot teen. Ik had mijn oudste kleren aan, haren in de klapperolie in een kondé gedraaid. Hij was gauw uitgekeken, want ik was te mager, klein en schriel en viel dus helemaal niet in de smaak. Dat was mijn geluk, of het was mijn broertje die ik in de slendang droeg. Het was Kobajashi, van de Kempetai, die op zoek was naar troostmeisjes. Toen hij verdwenen was, ben ik met mijn broertje in de slendang wegge lopen naar onze baboe in de kampong. Zij werkte niet meer bij ons, maar ik wist waar zij woonde. Niemand mocht meer bij ons werken, maar toch bracht ze 's avonds soms oebie en kangkoeng. Moeder kwam veel later in de keuken en zag wel de nasi goreng, maar de kinderen niet. Toen het donker begon te worden, ben ik naar huis terug gegaan om moeder niet ongerust te maken. Heb mijn hele verhaal verteld. Ze was blij dat wij er weer waren en omhelsde ons. Angst, verdriet, ontberingen, maar vooral de angst dat één van haar kinderen weggehaald zou worden, want pappie was al geïnterneerd en dat knaagde aan haar. Dat heeft mijn moeder steeds ziekelijker gemaakt. Enfin, zij is er niet meer en zoals mevrouw Baker-Maaskamp zegt: onze moeders verdienen de allerhoogste rid derorde. Maar wij zijn nog niet verlost van de gevolgen van die oorlog. H.E. Hendriks-Leidelmeijer uit Beverwijk

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2007 | | pagina 12