Onderzoek naar republikeinse kampen boeken cd's dvd's sites nieuwtjes de voorgalerij Afgelopen maand promoveerde Mary van Delden op een uitvoerige studie naar de republikeinse kampen. Zij trekt een opmerkelijke conclusie: Soekarno wilde de Nederlanders beschermen. Bescherming DOOR MARK LODERICHS Het gelijk van Soekarno Eind september 1945 ging op Java de doos van pandora open. Rampokken, moordpartijen en verdwijningen waren er aan de orde van de dag. Slachtoffers waren naast Chinezen, Menadonezen, Ambonezen en andere pro Nederlandse Indonesiërs vooral de (Indo-) Europeanen die buiten de Japanse kampen waren gebleven. Het verhaal van de bersiap is in Indische kring bekend. Minder bekend is wellicht dat het aanhoudende geweld tegen deze minderheden ook voor Soekarno een punt van grote zorg was. Door de toenemen de chaos en anarchie dreigde de Indonesische revolutie te ontsporen in een gewelddadige rassenoorlog tegen alle (vermeende) tegen standers van de onafhankelijkheid. Hoger doel Om een bloedbad te voorkomen besloot Soekarno alle Nederlanders die zich nog in republikeins gebied bevonden op te pakken en in zogenaamde beschermingskampen onder te brengen. Dat gebeurde in de laatste drie maanden van 1945. Wat voor Soekarno zwaar telde, was dat de jonge republiek de buiten wereld moest laten zien dat zij baas in eigen huis was. Het verkrijgen van internationale steun en erkenning was voor Indonesië in deze fase van de onafhankelijkheidsstrijd cruciaal. Verspreid over Java hebben tussen oktober 1945 en mei 1947 ongeveer 400 kampen bestaan waar naar schatting 46.000 Nederlanders voor kortere of langere tijd zijn ondergebracht. De geïn terneerden zelf hadden uiteraard geen oog voor de motieven van Soekarno. Zij voelden zich gijzelaars en dat beeld werd ook door de Nederlands-Indische regering uitgedragen. Zij sprak steevast over'gijze laars in handen van de republiek'. Dat beeld klopt niet, zegt antropologe Mary van Delden (Bandoeng, 1941). In haar proefschrift over de republikeinse kampen concludeert ze dat de geïnterneerden wel degelijk beschermd werden.'Als de kampen niet hadden bestaan dan waren er in de In donesische revolutie veel meer slachtoffers gevallen', stelt ze. Haar onderzoek nuanceert het beeld van de revolutietijd. Ja, er was geweld en chaos.Ja,erwasanarchie.Ja,de pemoeda's waren gewelddadig. Maar er was ook orde in de chaos en niet alle pemoeda's onttrokken zich aan het gezag van de centrale regering. uit het onderzoek blijkt namelijk dat pemoeda's meewerkten aan de bescherming van de Nederlanders. De Indonesische autoriteiten hebben kortom onder moeilijke omstandigheden een grote groep Indo-Europeanen in veiligheid gebracht, beschermd en na verloop van tijd veilig geëvacueerd en overgedragen. En ze hebben daar weinig krediet voor gekregen. Dat veel geïnterneerden de kamptijd als een beroerde tijd hebben ervaren is begrijpelijk - dat was het ook, ze waren niet vrij en som migen hebben zelfs 19 maanden vastgezeten, tot mei 1947 - maar feitelijk doet het niets af aan de prestatie van de Indonesiërs. A&nkomstevacóaz-fetrein op station Manggarai in Batavia (foto uit- besproken boek). Mary van Delden heeft zeer uitvoerig on derzoek gedaan. Ze baseert haar studie niet alleen op archiefmateriaal en literatuur, maar interviewde ook 188 persoonlijk betrokkenen - Nederlanders én Indonesiërs. Het resultaat is een standaardwerk over een belangrijke, maar nauwelijks onderzochte episode uit onze Indische geschiedenis. december 2007

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2007 | | pagina 9