De sapoe lidi, een bezem gemaakt van de nerven van palmbladeren, was een vast attribuut in de Indische slaapkamer. Nadat de insecten (vooral muggen) met de flitspuit waren gedood, werden de dode beestjes met de sapoe lidi van het bed geveegd. Maar dezelfde sapoe lidi was ook een geducht wapen in de hand van een boze Indische moeder. lezers schrijven Tempo Doeloe De sapoe lidi DOOR RENE PERSIJN Ze kon er zo 'fijn' mee zwiepen op je billen of op je blote benen. en mijn moeder kon er deskundig mee overweg, dat had ik vaak genoeg ondervonden. Dus toen ze op die bewuste dag weer met een kramp achtige trek op haar gezicht naar de sapoe lidi greep - ik weet niet eens meer wat ik had uitgespookt! - wachtte ik de aanval niet af, maar rende het huis uit, door de poort en toen de straat op. Snel keek ik nog achterom om te zien of mijn moeder in de tuin was blijven staan, maar neen, ze stond al op straat en zette grimmig de achtervolging in. Dus, blik op oneindig en doorrennen maar! Omdat mijn moeder me naschreeuwde: 'Ik krijg je wel!', kwamen nieuwsgierigen naar buiten en bleven anderen, die op straat liepen of fietsten, staan om niets van het schouwspel te missen. Onder het rennen hoorde ik enkele mensen lachen en het duurde niet lang of iedereen scheen de slappe lach te hebben. Kennelijk was het een kod dig gezicht om een boze vrouw met een bezem in de hand achter een vluchtend bruin jongetje te zien rennen. Ik stopte even en keek snel achterom. Mijn moeder was zo'n vijf meter achter me blijven staan en had ook de slappe lach gekregen. Haar ar men hingen langs haar lichaam en tranen biggelden over haar wangen van het lachen. Blijkbaar had ze nu ook door dat de hele situatie iets had van een slapstick. Haar gelach en dat van de omstanders werkte aanstekelijk op me, want al snel gierde ik het ook uit van het lachen. Het was inderdaad een rare situatie, dacht ik. Al lachend liep ik terug naar mijn moeder, die nog steeds niet was bijgekomen van het lachen. Ze keek me aan, draaide zich zwijgend om en liep weer naar huis en ik achter haar aan. Sommige omstanders klapten, kennelijk blij dat de situatie in mijn voordeel was veranderd. Ik zwaaide en boog breed glimlachend naar hen om hen te bedanken voor hun support. Mijn moeder zwaaide de tuinpoort open en ik liep voor haar langs de tuin in. Toen zwiepte ze de poort met een zwaai dicht en siste me toe: 'Je dacht zeker dat ik niet meer boos ben, hè? Heb je verkeerd gedacht.' En de sapoe lidi striemde met kracht op mijn blote benen. Ik schreeuwde. Niet zo zeer van pijn, maar van kwaadheid. Ik was kwaad op mezelf. Ik was argeloos in de val getrapt. Kennelijk had ik toen niet voldoende inzicht in de diepe zielenroerselen van een boze Indische moeder. Of misschien zijn die ook wel nooit te doorgronden. Adoeh soedah, laat maar... Wil je ook in deze rubriek komen, schrijf dan een verhaal over een specifieke gebeurtenis of herinnering uit de tijd van vóór de repatriëring. Schrijf rond de 500 woorden en stuur of e-mail dit - samen met bijpassende foto's - naar Moesson. Iedere maand wordt het beste verhaal geselec teerd. Moesson bedankt René Persijn voor zijn bijdrage. 30 Moesson #10 mrt(2).indd 30

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2008 | | pagina 30