Er woonden eens in een stadje dat Meester Cornelis heette vier jongens
die Athos, Porthos, Aramis en d'Artagnan heetten. Het heeft geen zin te
discussiëren over de geloofwaardigheid van plaatsnamen en mensen
namen. Ik hoop te spreken tot mensen die wijd geleefd hebben en weten.
Alleen het stadje was bij zijn ware naam bekend. Zelfs nu, al is de wereld
veranderd, en dus ook de naam veranderd. De jongens waren bekend
onder de namen Aatje, Pollie, Mies en Dart. Ook werden zij genoemd De
Zwarte Duivels da Cunha. Want hun vader heette da Cunha. En aangezien
de vader ook zwart was, werd er wel eens gesproken van de Vijf Zwarte
Duivels. En soms werd alleen maar gesproken van De Zwarte Duivel. En
dat was dan de ouweheer da Cunha.
MELROY BISEL
OR DOOR VINCENT MAHIEU
mene
hadden
Duivel is een vrij vaag begrip in zijn algemene
betekenis, maar een scherp begrip in zijn
beperkte aanduiding. De Vier Zwarte Duivels
waren gewoon: roekeloze jongens. Ze hadden
nochtans allen een goed hart, waren hulpvaar
dig en grootmoedig en deden nooit kwade of
gemene dingen. Ze waren alleen roekeloos. Ze
leefden in een tijd dat roekeloosheid een vrij
normale algemene geestesgesteldheid was.[...]
Fragment uit: Vincent Mahieu: 'Areola'. In: Tjoek. Met een nawoord van
Rudy Kousbroek. Vijfde druk. Amsterdam: Ouerido, 1994, pag. 88-104.
42 moesson
De Vier Zwarte Duivels zwommen bij de sluis
als het bandjirde en het water met zulk een
geweld kolkte, bantingde en bulderde, pis-
angstammen rondsmijtend als lucifersstokjes,
dat er drommen mensen bij de sluis stonden
te kijken naar het geweld alleen. Als de Vier
Zwarte Duivels er dan zwommen, kwamen
zelfs oude tjangs uit hun huizen om te grie
zelen of te genieten van jeugdige audaciteit.
Wie kan dat ooit vergeten? Het gebrul van de
neerstortende tienduizenden kubieke meters
water, twintig meter diep, zodat zelfs de enor
me betonbouw van de sluis ervan trilde, de
gigantische koffiebruine watervallen, waarin
Moesson #10 apr(1).indd 42