Schoone maan, schijn niet zoo helder; Want van bittre zielesmart, Bij 't herdenken van mijn lijden, Breekt mij 't overkropte hart! Schoone maan, die daar zoo stille Aan den held'ren hemel staat, Ziet gij soms mijn lieve kind'ren? Weet gij ook hoe het hun gaat? Ach, ik weet niet waar zij dwalen, Maan! Breng hunner moeder groet, En haar zuchten tot hen over! Zuchten! 't doet mij 't harte goed! Blanda!k zou het u vergeven, Al wat gij aan mij misdeed, Al het bitter zielelijden Dat ik door uw ontrouw leed! Mijn gestolen levensvreugde, Mijn geschonden vrouweneer! Blanda, ik vergaf u alles, Gaaftgij mij mijn kind'ren weer! Blanda! 'k wil u toch niet haten 'k Wil u toch niet vloekenNeen, Want ik minde nooit een ander Dan u Blanda! u alleen! Indisch gedicht Tempo Doeloe SAMENGESTELD DOOR BERT PAASMAN EN PETER VAN ZONNEVELD De njai is de moeder van bijna alle Indische mensen. Het beeld dat in de literatuur van haar wordt opgeroepen, is echter bepaald niet altijd hartverwarmend. Opmerkelijk is, dat zij in de gedichten die te vinden zijn in kranten en tijdschriften soms ook met sympathie en mededo gen beschreven wordt. Het gaat dan vaak om poëzie zonder veel literaire pretenties, die lijkt te fungeren als een soort geweten binnen de koloniale samenleving. Gerard Termorshuizen ontdekte in Jupiter, een krant voor vooral Indo-europeanen, een liefdevol portret van een in de steek gelaten njai. De blanda 'die het bloeiend kampongroosje/ van het struikje heeft geplukt' kiest voor een vrouw 'van zijn eigen volk en landaard' en neemt haar ook haar kinderen af. Het smartelijke gedicht in feuilletonvorm verscheen in 1887; het werd geschreven door de Indische journalist A.M. Voorneman. Hier volgt het slot: j Saina trouwde uiteindelijk de Indo-Europese vader van haar kinderen Moesson #11 mei(1).indd 24 22-04-2008 10:27:16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2008 | | pagina 24