De Indonesische
geschiedschrijving
is er niet in geslaagd
het verleden van
het dagelijkse leven
van het volk in
kaart te brengen.
Geschiedschrijving
is teveel gericht op
belangrijke individuen
en historische
gebeurtenissen.
Volgens Farabi is de gebruikte methode innovatief. Van de onderzoekers
werd verwacht zich niet vast te klampen aan het gebruik van archieven.
In een workshop die zij volgden, werd aandacht besteed aan het gebruik
van bronnen die aanvankelijk niet als bronnen werden beschouwd.
'Foto's bijvoorbeeld dienen niet alleen als aanvulling van een verhaal,
maar vertellen ook zelf een verhaal waarmee de geschiedenis beter
begrepen kan worden. Daarnaast is het zaak om buiten de kaders van de
nationalistische geschiedschrijving te treden. Voor Indonesische historici
is dit relatief vernieuwend.'
Orale bronnen
Het grootste probleem bij het gebruik van interviews was volgens Johny
het vinden van mensen die bewust de jaren dertig hadden meegemaakt.
De meesten waren erg oud, hadden een slecht gehoor en spraken soms
onduidelijk. Ook hun geheugen was niet altijd meer betrouwbaar. Farabi
geeft toe dat hij als historicus, in tegenstelling tot Johny die van huis uit
socioloog is, aanvankelijk onvoldoende toegerust was om goede inter
views te houden. 'Ik had wel vakken op de universiteit gevolgd over orale
bronnen, maar moest in de praktijk nog veel leren.'
Hoe raakten ze op het spoor van deze orale bronnen? Johny vond zijn
'oude mensen' door eerst naar Toko Oen te gaan. Deze stond al vanaf de
koloniale periode voor Concordia. 'Daar konden ze me niet helpen en ze
verwezen mij door totdat ik iemand vond die een oude boekenwinkel
bezat en die het verhaal over Concordia kende. Jammer genoeg heb ik
voor mijn gevoel te weinig orale bronnen gevonden.' Voor Farabi was het
gemakkelijker om bronnen te vinden; voor zijn interviews trok hij de wijk
Kotabaru in. Zijn grootste probleem was dat hij geen blanke oud-bewo
ners of nakomelingen meer kon spreken. Allen waren al lang geleden
naar Nederland vertrokken.
Historiografi Indonesiasentris
De Indonesische geschiedschrijving na de dekolonisatie tot en met de
Nieuwe Orde laat zich omschrijven als Indonesiasentris: volledig gericht
op de legitimatie, de opbouw en ontwikkeling van de Indonesische natie
en het volk. In het boek Gagalnya Historiografi Indonesiasentris?! van
hun begeleider prof.dr. Bambang Purwanto, onder Indonesische historici
zowel bekend als controversieel, staat de vraag centraal of de Indonesië-
centrische historiografie is mislukt. Zowel Johny als Farabi kunnen zich
vinden in Bambang's kritiek op het eenzijdige karakter van het Indonesia-
sentrisme als manier waarop Indonesiërs naar hun geschiedenis kijken,
waarbij dekolonisatie een basisprincipe is. De methode leidt er immers
toe dat onderwerpen die buiten dit kader vallen, geen plek krijgen in de
nationale geschiedschrijving.
Bambang noemt de Indonesiëcentrische historiografie niet kritisch, par
tijdig en vol politiek-ideologische motieven. In feite vertoont zij hiermee
dezelfde neigingen als de koloniale geschiedschrijving, waartegen zij
zich juist wilde afzetten.
Johny en Farabi zijn het met Bambang eens: de Indonesische geschied
schrijving is er niet in geslaagd het verleden van het dagelijkse leven
van het volk in kaart te brengen. Geschiedschrijving is teveel gericht op
belangrijke individuen en historische gebeurtenissen. Johny: 'Bambang
spoort aan tot een nieuwe, non-discriminatieve manier van geschied
schrijven.' Onderzoeken naar de Chinese minderheid, de Nederlan
ders als voormalige bezetters en het dagelijkse leven van de gewone
Indonesiër die eerder buiten beschouwing werden gelaten, leveren juist
nieuwe invalshoeken en inzichten op. Hoewel deze zienswijze zich nog
verder moet bewijzen in de toekomst, vinden Johny en Farabi dat het
NIOD-onderzoeksprogramma aantoont dat deze nieuwe inzichten en
onderwerpen van toegevoegde waarde zijn.
'Masa lalu - masa lupa'
Bijzonder binnen het onderzoek 'Straatbeelden' was dat zes Indonesi
sche kunstenaars werden uitgenodigd om op basis van zes onderzoeks
resultaten een kunstwerk te maken. De keuze viel onder meer op de
onderzoeken van Farabi en Johny. De resultaten waren te zien in de ten
toonstelling 'Masa lalu - masa lupa' in Den Haag, Amsterdam, Jakarta,
Yogyakarta en Semarang.
Farabi: 'De kunstenaar had alle vrijheid om mijn onderzoeksresultaten te
interpreteren. Daardoor kon ik de kunstwerken soms moeilijk in verband
brengen met mijn onderzoeksresultaten.' Het idee achter de tentoon
stelling vonden de heren echter heel goed en innovatief. Zoals Johny
het verwoordt: 'Historici maken een reconstructie van de geschiedenis,
kunstenaars een reproductie.'
Johny en Farabi verblijven nog een tijdje in Nederland voor studie en
onderzoek. De onderzoeksresultaten van Johny en Farabi worden gepubli
ceerd in een artikelenbundel die dit jaar nog zal verschijnen.
mei 2008
3'
Moesson #11 mei(1).indd 39
22-04-2008