Onlosmakelijk
Stammoeder
In het koloniale Nederlands-Indië hebben altijd meer Europese man
nen dan vrouwen gewoond. Het probleem van het mannenoverschot
werd 'opgelost' doordat de Europese man een inheemse vrouw tot njai,
tot concubine nam. Deze 'bijzit' diende hem te verzorgen, het huishou
den te doen en met hem te slapen. In de tijd van de Compagnie waren
het vooral (huis)slavinnen met wie de VOC-dienaren in concubinaat
leefden. Die 'meester-slavin verhouding' zorgde er niet alleen voor dat
deze relaties zeer ongelijkwaardig waren, maar zich ook voornamelijk
afspeelden in de beslotenheid van de huishoudens van de Europeanen
in de vestigingen.
In de tweede helft van de negentiende eeuw nam het concubinaat niet
alleen enorm in omvang toe, maar veranderde ook het karakter ervan.
Cruciaal was de afschaffing van de slavernij in 1860. Hierdoor moesten
de Europese mannen die in Indië in concubinaat wensten te leven hun
njai in de inheemse samenleving zoeken. De oplossing werd gevonden
in het 'huishoudsterschap'; een inheemse vrouw werd aangenomen
om de huishouding in het huis van de Europeaan te doen, maar in de
praktijk diende zij ook met hem samen te leven. In concubinaat dus.
Iedereen in de kolonie wist vanaf die tijd wat er werd bedoeld als men
zei: 'Hij leeft met zijn inlandse huishoudster'.
Een andere belangrijke ontwikkeling was de openstelling van Indië
voor particulier initiatief in 1870. Vanaf dat jaar mochten Europese par
ticuliere ondernemers hun geluk beproeven in de kolonie. Vele jonge
Europese mannen werden hierdoor naar Indië gelokt. Dat aantal werd
aanmerkelijk vergroot door de werving in Nederland van vele jonge
mannen voor het koloniale leger die ondermeer nodig waren voor de
voortslepende oorlog in Atjeh op Sumatra. Na 1870 ontstond daardoor
een enorm overschot aan Europese mannen. Vele jonge, vrijgezelle
Europese mannen vestigden zich in de kolonie en namen hun toe
vlucht tot een njai. Het concubinaat nam een grote vlucht. In alle lagen
van de koloniale samenleving kon het worden aangetroffen: gouver
nementsambtenaren, employees van ondernemingen en winkeliers,
maar ook residenten, rechters en Raden van Indië leefden samen met
een inheemse vrouw. En het was er niet alleen in de civiele maatschap
pij, maar bijvoorbeeld ook (op grote schaal zelfs) in de kazernes van
het koloniale leger en op de plantages. In de negentiende eeuw werd
het concubinaat een omvangrijk 'instituut' dat onlosmakelijk bij de
koloniale samenleving van Nederlands-Indië hoorde. Om daarvan een
indruk te geven: in het laatste kwart van de negentiende eeuw leefde
meer dan de helft van het totaal aantal Europese mannen in de kolonie
samen met een njai.
Het concubinaat in Nederlands-Indië kende verschillende gezichten;
er waren relaties die gekenmerkt werden door tragiek. Tragiek voor de
inheemse vrouw in dit geval: uitbuiting, mishandeling en wegzending
om plaats te maken voor een Europese vrouw was niet zelden haar lot.
Maar er waren er ook die gekenmerkt werden door waardering, begrip,
wederzijds respect en liefde. Bestendige concubinaatsrelaties die
niet zelden vervolgens werden omgezet in een huwelijk. En uit al die
relaties tussen Europese mannen en inheemse vrouwen werden kin
deren geboren: de mestiezen, Euraziaten, Indo-Europeanen of Indische
Nederlanders zoals we achtereenvolgens in de loop van de geschiede-
moesson
22-04-2008 10:37:57